© Wytse van Stichel

Bilal Laggoune heeft als 25-jarig Belgisch bokstalent uit Ninove al zeven titels behaald, waaronder drie Belgische en één Europese. Op 30 maart vecht Bilal voor een plaats in de top vijf van de IBF-ranking, waardoor hij een kans maakt om zijn droom waar te maken. Als Laggoune wint, komt hij op één kamp van een gevecht om de wereldtitel. Maar wie is Bilal Laggoune eigenlijk? Een portretinterview.

Wanneer ben je beginnen boksen?

“Toen ik vijftien jaar was, ben ik als kickbokser begonnen in een club in Ninove. Ik speelde eerst voetbal bij V.K. Ninove, maar dat was eigenlijk niets voor mij. Ik was wat dikker dan de anderen en wat te wild voor het voetbal. Na een paar vechtpartijen en wat ruzies met verschillende teamgenoten, voelde ik mij niet meer welkom bij de club.”

Maar ik ben niet onmiddellijk zelf beginnen kickboksen. Ik ben eerst veel gaan kijken in een club in Ninove. Ik vond het enorm leuk om te kijken naar die mensen. Na twee maanden heb ik mijn vader meegenomen en toen vroeg een coach me of ik niet eens wilde meetrainen. Ik heb ingestemd en een jaar getraind met die coach. Hij is jammer genoeg later overleden na een auto-ongeluk tijdens carnaval in Ninove. Maar daar is het wel allemaal begonnen.”

“Een paar maanden na het auto-ongeluk van mijn coach, heeft mijn oudere broer mij naar een boksclub in Aalst gebracht waar een vriend van hem bokste en jonge gasten opleidde. Ik was toen zestien jaar, en nog altijd iets dikker en kleiner dan al de anderen van mijn leeftijd. (lacht) Ik weet nog goed dat mijn broer naar mij kwam kijken en over mij opschepte tegen mijn coach. Het grappige was dat niet eens mee kon met de anderen. In het begin heb ik véél slaag gekregen, maar dat heeft me wel enorm sterk gemaakt. Ik gaf nooit op.”

“Toen ik zeventien was, ging ik sparren met één van de beste boksers van België, Ismaïl Abdoel. Ik had nog nooit van iemand zo’n pak rammel gekregen. Ik kwam meestal thuis met een T-shirt dat doordrenkt was van het bloed. Toen ik een keer met mijn broer in de lift stond zei ik dat ik pijn had aan mijn neus van al het sparren met Ismaïl. Mijn broer dacht dat ik excuses zocht om niet te moeten trainen. Tot hij mijn neusbeen hoorde kraken. Dat was het signaal voor hem om me minder te laten sparren.”

© Wytse van Stichel

Hoe verliepen de eerste kampen bij de amateurs?

“Als zestienjarige zat ik bij de Juniors in de categorie zwaargewichten en had ik weinig tegenstanders. Op mijn zeventiende belandde ik bij de Seniors en daar waren veel meer boksers in mijn categorie. Het probleem was dat ik slecht voorbereid was op die kampen. Ik was enorm nerveus en gestresseerd, omdat die kerels veel meer ervaring hadden en zeker twintig kilo zwaarder waren dan mij. Ik verloor mijn eerste tien kampen, maar ik gaf nooit op en ben blijven doorbijten.”

Is dat een belangrijke eigenschap die je moet hebben als bokser?

“Zeker. Elke bokser heeft ups-and-downs in zijn carrière. Kijk naar Mohamed Ali, die heeft ook wedstrijden verloren. Maar hij gaf nooit op. Je moet altijd in jezelf blijven geloven. Dat is het belangrijkste. In het begin waren er maar weinig mensen die vertrouwen hadden in mijn capaciteiten. Mijn broer en ik zijn veel uitgelachen door vrienden en familie, maar dat heeft mij gemotiveerd om iedereen het tegendeel te bewijzen. Die motivatie is een soort vuur dat mij zover heeft gebracht.”

Ging je nooit uit als jonge gast?

“Oh jawel hoor, maar ik kon moeilijk het evenwicht vinden tussen sporten en uitgaan. Ik feestte graag en dat was een grote afleiding, maar mijn broer zorgde ervoor dat het boksen daar niet onder leed. Ik weet nog dat het een keer laat werd toen ik op een zaterdagavond uitging met vrienden. Om vier uur ‘s ochtends stuurde ik mijn broer nog snel een bericht om te zeggen dat ik mij niet goed voelde in de hoop zo niet te moeten trainen. We zouden normaal om zes uur beginnen met de training. Mijn broer is toen onmiddellijk naar mij gereden om me uit mijn bed te halen en te gaan trainen. Hij heeft dat verschillende keren moeten doen, waardoor ik uiteindelijk besefte dat het zo niet verder kon. Ik moest die klik maken, want ik stond toen op het punt om prof te worden.”

Op je achttiende ben je dan ook prof geworden. Bleef je bij de boksclub in Aalst?

“Nee, ik ben naar Gent gegaan. Achteraf bekeken was dat misschien geen goede beslissing. Ik was lang ongeslagen, maar maakte nauwelijks vorderingen en werd ook niet goed voorbereid op de kampen. Ik weet nog dat ik voor een wedstrijd 93 kilo moest wegen maar uiteindelijk woog ik 97 kilo. Een goede coach ziet er altijd op toe dat zijn atleet een goed dieet volgt, en dat gebeurde toen niet.

Ik ben weggegaan uit Gent en wilde ergens heen waar ik zeker was van een professionele begeleiding. Dat werd Miami. Om te kunnen vertrekken hebben mijn broer en andere mensen uit mijn entourage een eetfestijn georganiseerd. Een actie via sociale media zorgde voor een grote opkomst. Zo haalde ik genoeg geld bij elkaar voor een maand stage in Miami. Ik ging trainen in 5th Street Gym, waar onder andere Muhammad Ali en George Foreman hebben getraind.

Hoe verliepen die eerste trainingen in Miami?

“Ik kon opnieuw niet mee (lacht) en ben in een maand tijd tien kilo afgevallen. Ik moest die kilo’s echt kwijt. Mijn trainer Dino Spencer legde er de pees op. Ik heb een maand afgezien, maar het wierp wel zijn vruchten af. Die maand was een voorbereiding voor het Belgisch kampioenschap dat ik won. Toen hebben we besloten dat ik me voor grote wedstrijden altijd zou voorbereiden in Miami. Na een tijd werd ik steeds beter en begon ik ook in de 5th Street Gym op te vallen. Een zekere Fournier kwam mij plots een contract aanbieden. Hij zei dat ik talent had en dat hij mijn manager zou worden. Ik tekende, want hij beloofde wedstrijden te organiseren in Chicago en Londen. Dat was een jongensdroom die in vervulling ging. Elke bokser droomt van een carrière in Amerika.

Jullie werken nu niet meer samen. Waarom is het contract met Fournier ontbonden?

“Ik ben uiteindelijk vertrokken uit Miami, omdat de Amerikaanse bokswereld angstaanjagend is. Zulke mensen houden zich nooit aan hun woord. Je moet eigenlijk een promotor hebben die voor jou wedstrijden organiseert, want anders kan je er niets beginnen. Ik had die promotor niet en Fournier beloofde wel van alles, maar er kwam nooit iets van in huis. In die twee jaar dat ik in Miami zat, heb ik daar geen enkele kamp gehad. Ik was enorm teleurgesteld en zat er mentaal een beetje door. Gelukkig heeft mijn entourage mij goed opgevangen. In die periode heb ik besloten om in Europa te blijven boksen, want dat verdient veel beter.”

Nochtans zou je verwachten dat in een land als de VS, waar een grote bokscultuur heerst, je meer zou kunnen verdienen. Hoe komt het dat het bij jou niet lukt?

“Ik heb gewoon de connecties niet om grote wedstrijden te organiseren. Daarnaast heeft het ook te maken met de verkoop van tv-rechten. Ik ben een jonge Belg van Algerijnse afkomst. Dat is niet echt een kijkcijferkanon in de VS, en daar draait alles toch rond. In Amerika hebben ze liever een slechte Amerikaanse bokser dan een goede Europeaan omdat die Amerikaan veel meer kijkers trekt. Zo kunnen ze de tv-rechten tegen een veel hogere prijs verkopen. Tegen die marktlogica kan ik gewoon niet op.”

Hoe combineer je dat allemaal met je vriendin?

“Ik heb al drie jaar een relatie, maar het boksen komt altijd op de eerste plaats. Dat weet ze. Ik ga altijd alleen op stage naar Miami of Kroatië, omdat ik mij volledig moet kunnen focussen op mijn training. Maar ik compenseer dat wel door een paar maanden in het jaar niets te doen. En dan staat alles in het teken van mijn vriendin.”

Je hebt in Europa veel overwinningen behaald. Wat is achteraf bekeken de mooiste geweest?

“Ik heb al veel mooie momenten beleefd in het boksen, maar als ik er één moet uitkiezen, is het mijn overwinning in Kroatië. Daar pakte ik mijn allereerste Europese titel in de Cruiser categorie (-91 kg) tegen Stjepan Vugdelija. Ik was negentien jaar en dat was echt overweldigend. Het begon al bij de vlucht naar Kroatië. De entourage van mijn tegenstrever - die de kamp organiseerde - boekte een vlucht voor mij die twaalf uur zou duren. Ik wist dat ze dat deden om mij uit te putten en me zo vermoeid mogelijk aan de wedstrijd te laten beginnen. Ik heb uiteindelijk zelf een vlucht geboekt.”

“Maar ook juist voor de wedstrijd bleven ze mentale spelletjes spelen om me uit mijn lood te slaan. Zo vertelde iemand van de organisatie dat ik op een bepaald uur moest klaar staan om aan de wedstrijd te beginnen. Ze gingen de wedstrijd namelijk uitzenden op televisie. Ik ging met alles akkoord, maar ik zat nog geen vijf minuten in de kleedkamer of ze begonnen al op de deur te kloppen en te roepen dat ik binnen de tien minuten klaar moest zijn. Ze probeerden mij op te jagen en nerveus te krijgen. Het grappige was dat de deur van mijn kleedkamer geen slot had, dus moesten mijn broer en ik onze rug tegen de deur zetten om die Kroaten buiten te houden. Ondertussen moest ik me aankleden en opwarmen voor de wedstrijd. Het was hectisch.”

“Toen ik naar de ring stapte, hoorde ik drieduizend Kroatische supporters roepen en tieren. Er waren ongeveer dertig Belgische supporters die voor mij supporterden tijdens de wedstrijd. De ring stond in het midden van het stadion, maar die kon ik niet zien omdat supporters me de weg versperden. Na veel duw- en trekwerk van de security kon ik toch de ring in. De wedstrijdcoördinator waarschuwde me: “Als je wint en je wil nog levend terug naar België, kan je best niet te uitbundig vieren in de ring.”

Hoe verliep die wedstrijd zelf?

“Ik weet nog dat ik rond me keek en al die Kroatische supporters zo dicht tegen de ring zag zitten, dat ze bijna in mijn nek zaten te roepen. Uiteindelijk ging de bel voor de eerste ronde. Na een minuut boksen, struikelde ik over mijn voeten en viel. Iedereen dacht dat Vugdelija mij knock out had geslagen. Al die Kroaten zaten al te vieren, tot ik weer recht stond. Vugdelija bleef in de eerste twee ronden druk op mij zetten, zodat ik geen kans kreeg om te counteren. In de derde ronde zag ik dat hij minder druk begon te zetten, en dat was voor mij het signaal om de wedstrijd over te nemen. Ik heb dan de kamp gedomineerd met rake klappen. In de achtste ronde gaf ik hem een stevige slag met mijn rechter, waardoor hij tegen het canvas ging. Maar hij stond terug recht. Uiteindelijk heb ik gewonnen op punten. Toen de scheidsrechter mijn hand omhoog stak als winnaar, dat was een geweldig moment. Alle Belgische supporters kwamen de ring in om de overwinning met mij te vieren. Op dat moment kon het mij niet schelen of we ruzie met die Kroaten zouden krijgen.”

Hoe zie je de toekomst?

“Mijn droom is om wereldkampioen te worden in de cruiser categorie, al zal dat niet makkelijk zijn. Om te beginnen moet ik de kamp op 30 maart winnen tegen de Duitser Serdar Sahin. Hij heeft al 27 keer gewonnen, waarvan 18 knock-outs. Het zal dus een zware kamp worden. Maar als ik win, duik ik de top-vijf in van de IBF-ranking. Dan kom ik op één kamp van de wedstrijd voor de wereldtitel.”


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 06/02/2018

vorige volgende