© Patricia da Costa

“Het heeft mij tijd gekost om het beeld los te laten van de moeder-dochterband waar ik als kind altijd van had gedroomd”, schrijft Patricia da Costa in deze column over de ‘moederwond’ die ze in zich draagt.

Als kind was ik altijd jaloers op leeftijdsgenoten die over alles konden praten met hun mama. Er leek daar een soort vanzelfsprekende veiligheid te bestaan die ik nooit heb gevoeld. Ik had altijd al als kind een afstand gevoeld tussen mij en mijn moeder. We praten niet over jongens, over mijn twijfels, over de dingen waar ik toen al mee worstelde. Het was eerder andersom: ik luisterde naar haar problemen. Naar alles wat ze heeft opgeofferd voor mij en mijn broer en zus. Hoe ze ons het leven wilde geven dat zij nooit heeft gehad.

Ik ben nooit een ‘schoolpersoon’ geweest en het heeft mij ook een lange tijd gekost en meerdere pogingen gekost om iets te vinden wat mij echt lag en ik echt bereid was om mij volledig voor te geven. Ook al lag dat totaal niet in lijn met wat mijn moeder mij zag doen in de toekomst – ik moest op zoek gaan naar iets wat stabiel was en werkzekerheid bracht – maar ik heb nooit de droom gehad om in de zorg te gaan, rechten te studeren of iets in de economie te gaan doen. Mijn dromen zijn het tegenovergestelde.

Het is niet aan mij om mijn moeder haar trauma te helen. Misschien ben ik een spiegel voor haar. Een kans om dingen anders te doen dan haar moeder deed. Maar ik ben geen ‘helingsmiddel’. Ik ben haar kind.

“Soms vraag ik mij af hoe mijn moeder was als kind. Of ze iets van zichzelf in mij herkent zoals ik mij in haar herken. En of ze ooit het gevoel had dat ze niet helemaal gezien werd”

Toch geef ik haar niet de schuld. Ze heeft alles voor het eerst moeten doen, in een vreemd land, in een taal die niet van haar was. Ze had haar eigen ‘thuis’ moeten achterlaten. En ergens daar zit de eindeloze cirkel: zij, die veel heeft meegemaakt - en ik, die onbewust de dupe werd van wat zij nooit kon uitspreken. Soms vraag ik mij af hoe mijn moeder was als kind. Of ze iets van zichzelf in mij herkent zoals ik mij in haar herken. En of ze, net als ik, ooit het gevoel had dat ze niet helemaal gezien werd.

Ik voel me soms schuldig. Omdat ik weet dat ze het goed bedoelt. Omdat ze trots op me wil zijn. Maar het botst met wie ik ben. En ik wil haar trots maken, maar dan wel op mijn eigen manier.

Het heeft mij tijd gekost om het beeld los te laten van de moeder-dochterband waar ik als kind altijd van had gedroomd. Om te accepteren dat die band misschien nooit zal komen. Dat deed pijn, en ergens nog steeds. Maar ik heb ermee leren leven. En dat is oké.

Soms voel ik mij een slechte dochter, als ik mijn afstand neem. Maar ik besef steeds meer dat ik grenzen mag hebben. De moederwond draag ik met mij mee. En als oudste dochter in een Afrikaans huishouden voel ik die nog scherper. Je wordt al snel gezien als sterk, een vangnet voor de hele familie. Maar wie vangt mij op?

Wat ik mijn moeder nooit zei, is dat ik haar zie en haar ook ergens begrijp. Niet altijd, maar wel steeds vaker. Dat ik soms boos ben, maar niet omdat ik haar haat - omdat ik zó graag had gewild dat het anders was. En dat ik probeer haar niet meer te willen helen of te redden.

Mijn eigen heling zit net daar: in het loslaten van de rol die ik in de eerste plaats nooit heb moeten dragen.

vorige volgende