Beeld uit het theaterstuk Fatilou M. © Theaterfestival

“Mijn antwoord is altijd: meerstemmigheid.” Wanneer we Theaterfestival-directrice Nora Mahammed vragen wat toegankelijkheid voor haar betekent, is meerstemmigheid haar stokpaardje. En die zoekt ze overal: “We hebben nood aan oprechte nieuwsgierigheid, van programmatoren én het publiek.”

De kleurrijke selectie van de laatste editie van het Theaterfestival weerspiegelt de ambities van directrice Nora Mahammed om ruimte te maken voor verschillende stemmen, vormen en verhalen. Het programma van het Theaterfestival 2025 varieerde van jeugdtheater en circus tot een muzikale spoken word-performance als ‘De Herontdekking van de Hemel’, die zijn oorsprong eerder in de hiphopwereld dan in theaterzalen vindt. In de multisensoriële sci-fi-wereld ‘Flesh can’t can’t not’t ‘tis flesh h…’ onderzoekt Mario Barrantes Espinoza thema’s als queer identiteit en Noord-Zuidmigratie, ‘Have a Safe Travel’ toont een belichaming van systemisch racisme, en ‘Meeuw’ ontleedt meertaligheid in al haar rekbaarheid om een brug te slaan tussen horende en dovengemeenschappen.

Die veelzijdigheid kan nog verder reiken in het bredere theaterveld volgens Nora Mahammed. “Ik schreef mijn eindwerk over kunstparticipatie in Brussel en kwam tijdens dat proces onder meer in contact met een Venezolaans koppel dat heel actief deelnam aan de theatersector in Venezuela. In België gaven ze aan zich niet te herkennen in de  Latijns-Amerikaanse theatergezelschappen hier, die vaak vertrekken vanuit een westers perspectief.”

Volgens Mahammed worstelt de sector met een tekort aan nieuwsgierigheid voor niet-normatieve vormen van theater. “Er is een hele groep kunstenaars die compromissen moet sluiten om serieus genomen te worden in de sector. Denk bijvoorbeeld aan internationale studenten die eerst carrière maken door in het keurslijf van de dominante westerse moderne theaterstijl te stappen, om die afgebakende vormen pas op latere leeftijd weer te ontleren en hun eigen kunstenaarsschap te onderzoeken. Aan die normen gaat een hele verbeeldingswereld verloren.”

Radicale nieuwsgierigheid

Wat is er dan nodig om die verbeeldingswereld wél de nodige ruimte te geven? “Een radicale nieuwsgierigheid bij programmatoren én het publiek”, vindt Mahammed. Maar dan moet de werkdruk van programmatoren omlaag. “Aan programmatoren wordt vaak een bepaalde autoriteit toegeschreven. Ze horen te weten wat goed is, zonder dat hen de middelen wordt aangereikt om een houding te ontwikkelen die hen in staat stelt zich werkelijk nieuwsgierig en kwetsbaar op te stellen. Wanneer zij met onbekende vormen geconfronteerd worden die ze niet helemaal begrijpen, hebben ze tijd nodig om die te leren kennen en te verwerken. Het gaat dus niet alleen om durf, maar ook om de voorwaarden die een open ingesteldheid mogelijk maken. Je loopt als programmator heel wat mis als je daar de ruimte en het vertrouwen niet voor krijgt.”

“Huizen en festivals moeten het aandurven om die risico’s te nemen, ook als ze niet zeker weten of er publiek komt opdagen” – Nora Muhammad (directrice Theaterfestival)

Zelf begon Mahammed als publiekswerker bij Globe Aroma, een Brusselse kunstplek voor gevluchte kunstenaars. Daar zette ze een programmatiegroep op waarin artiesten - uit uiteenlopende contexten, continenten en relaties tot kunst, maar allemaal met een grote artistieke nieuwsgierigheid - in het Klein Kasteeltje volledige vrijheid kregen om culturele activiteiten te programmeren. Die openheid om te programmeren in het teken van meerstemmigheid mist ze vaak nog in het veld. “Pas op, er wordt ook verdomd goed werk gemaakt in België, en die makers moeten ook echt hun ruimte krijgen”, nuanceert ze. “Maar er moeten gewoon meer perspectieven ruimte krijgen. En dat kan bijvoorbeeld door op een radicalere manier met gastprogrammatorschap om te gaan, en mensen daar ruimte en budget voor te geven. Huizen en festivals moeten het aandurven om die risico’s te nemen, ook als ze niet zeker weten of er publiek komt opdagen.” 

Dat principe geeft het Theaterfestival vorm via de Wijkjury, een lokale jury met een tiental diverse stadsbewoners uit Brussel, Gent en Antwerpen die tijdens het theaterseizoen verschillende voorstellingen bezoeken, en daaruit hun favoriet selecteren. Dat leverde dit jaar pareltjes op als Bruxelles, I will make you mine, Fatilou M. en Zero Feet Away. Voor Erin, lid van de Wijkjury, was de stap naar theater aanvankelijk groot. “Als kind ging ik bijna nooit naar het theater, waardoor ik niet vertrouwd was met theaterhuizen en ze intimiderend aanvoelden. Toen ik lid werd van de jury, kreeg ik gratis tickets, kon ik achteraf deelnemen aan after talks, en kreeg ik aansluitend een maaltijd. Dat maakte de ervaring laagdrempeliger.”

Flesh can’t can’ t not’t ‘tis flesh h… van Mario Barrantes Espinoza © Theaterfestival

Van de praktische barrières die Erin benoemt, is Mahammed zich bewust. “Tickets zijn duur”, erkent ze. Het festival probeerde de kostprijs dit jaar te drukken met korting voor jongeren en kunststudenten, een vijfbeurtenkaart en gratis tickets op aanvraag via e-mail. “Daar werd ook echt op ingegaan”, vertelt Mahammed ons. “Niet iedereen komt in aanmerking voor een Uitpas: je moet papieren hebben, en sommige mensen vallen net buiten de limieten. Via ons mailsysteem bereikten we ook die groep”, aldus Mahammed. “Maar de harde realiteit blijft: onze subsidies zijn beperkt, we zijn gigantisch onderbemand en we moeten met onze tickets het festival kunnen bekostigen.” 

Theater als collectieve ervaring

Uiteindelijk waren het niet zozeer de praktische voordelen, maar vooral het collectieve karakter van de Wijkjury dat Erin naar waarde schatte. “Door samen naar het theater te gaan, voel je je minder een vreemde eend in de bijt”, vertelt ze. “Voordat we naar het theater gingen, dronken we op café eerst iets met de groep en leerden we elkaar kennen. Die gedeelde ervaring doorbrak de intimiderende sfeer: in gezelschap voel je je veiliger als je niet weet wat je te wachten staat.” Sinds het project bezoekt ze regelmatig voorstellingen, en neemt ze af en toe vrienden mee. Wat de Wijkjury voor Erin betekende, geeft ze nu dus zelf door. Het is een kettingreactie op kleine schaal, die bijdraagt aan een toegankelijker festival.

“Theaterhuizen zijn vaak net mausolea, grote gebouwen zonder leven. Ik wil ze bezielen met energie, warmte en collectiviteit” - Mario Barrantes Espinoza (Theatermaker)

Ook theatermaker Mario Barrantes Espinoza benadrukt dat punt. Aan ‘Flesh can’t can't not’t ‘tis flesh h…’ koppelde die een heuse ‘Culo Shaking Night’: een avond vol livemuziek, samosa’s en gezelligheid die het publiek al vóór de voorstelling opwarmde, en erna warm hield. “Ik beschouw mezelf als host van de avond als mensen onze voorstelling komen bekijken”, vertelt Espinoza ons. “Theaterhuizen zijn vaak net mausolea, grote gebouwen zonder leven. Ik wil ze bezielen met energie, warmte en collectiviteit.”

Het evenement vooraf is een manier om ook mensen te verwelkomen die niet zo bekend zijn met theatercodes. “Zo creëren we een soepelere ingang naar het programma. Ik geloof echt dat mensen door samen te komen en plezier te maken beter begrijpen waar het stuk over gaat dan bijvoorbeeld door een programmatoelichting te lezen. Er is een hele laag van affectief materiaal die gewoon moeilijk te beschrijven is, die geleefd moet worden.” 

Tegelijkertijd wil Espinoza hun publiek blijven uitdagen. “Ik denk dat we ons werk als kunstenaars moeten blijven doen zonder ons voortdurend af te vragen of het wel verteerbaar genoeg is. En dat geldt ook voor programmatoren: als je alleen maar programmeert volgens wat je denkt dat het publiek wil zien, beland je in een cirkel. Je creëert geen nieuw publiek, omdat je er ook niet aan werkt. Het publiek moet kunnen denken: ‘Wat is dit?’ Misschien houden ze er wel van.”

Beeld uit het theaterstuk Fatilou M. © Theaterfestival

Onbekend blijkt inderdaad onbemind, merkt Mahammed. “In Vlaanderen wordt soms minder avontuurlijk gekeken dan in bijvoorbeeld Brussel”, zegt Mahammed. “Daar zit je dan ook met een specifieke context: Brussel is de tweede meest diverse stad ter wereld, met instituten als Moessem, Bozart en KunstenFestivalDesArt die het publiek misschien al meer gewend hebben gemaakt aan onbekende vormen.” 

Een zachte verschuiving

Zo vaak hebben we het over de mensen die niet naar het theater komen: we treffen regelingen om nieuwe mensen naar onze theaterzalen te lokken, we willen een gevarieerder publiek. En dat is nodig en nobel werk, maar waarom staan we zo weinig stil bij het publiek dat er wél al is? Want ook daar heerst een gebrek aan openheid en veelstemmigheid. 

Wat doet een theaterpubliek dat geconfronteerd wordt met codes, referenties en aanknopingspunten waar het minder mee vertrouwd is? Wat gebeurt er wanneer mensen, die (over)verzadigd zijn van een dominant westers perspectief, zich moeten verhouden tot andere vormen? Hoe gaan we om met makers die een vrijgeleide krijgen om zich niet tot het westerse ambacht of het klassieke Vlaamse kader te beperken? En waarom duiden we theater steevast in termen van complexiteit, gelaagdheid en interdisciplinariteit, maar lopen de gesprekken spaak als die referenties buiten onze repertoires vallen? 

Susan Sontag wees er in ‘Against Interpretation’ al op dat we kunst te vaak reduceren tot louter betekenis. In onze voortdurende hang naar interpretatie vernietigen we het kunstwerk: we stoppen het in een hokje, waardoor er geen ruimte meer is voor zintuiglijkheid. Terwijl net die zintuiglijkheid ons meesleept in wat er is, ons toelaat ons gevoel te laten spreken en écht alles te durven ervaren. 

Volgens Mahammed vraagt het om een zachte, geduldige verschuiving. De uitdaging ligt niet alleen in meer mensen de theaterzaal in krijgen, maar ook in het openen van de ervaring voor wie er al is. In het loslaten van de reflex om kunst meteen te interpreteren en in plaats daarvan ruimte te maken voor zintuiglijke, affectieve, viscerale, overrompelende, ontwrichtende theaterervaringen die niet altijd in woorden te vatten zijn. 

vorige