© Unsplash

De pandemie doet het klassieke Vlaamse onderwijssysteem op zijn grondvesten daveren. Het debat over excelleren versus gelijke kansen, witte versus zwarte scholen, kwaliteit versus welbevinden en koepels versus politiek lijkt zo tot een nieuw hoogtepunt te komen. Toch blijft een belangrijke vraag onbeantwoord: hoe ziet duurzaam onderwijs er nu écht uit? 

Het onderwijs hervormen is een moeizaam proces. Van discussies over de eindtermen tot standaardtoetsen en een brede eerste graad: er is weinig eensgezindheid over hoe die hervorming er moet uitzien. Maar ook de pandemie, met afstandsonderwijs en doorgedreven digitalisering, vormt een grote uitdaging. Wereldwijd denken deskundigen na over beter onderwijs. Toch is er volgens pedagoog Pedro De Bruyckere geen one-size-fits-all-model: “De droomschool bestaat niet.”

Spieken in het buitenland

Maar dat wil niet zeggen dat deskundigen er niet naar zoeken. En daarvoor kijken ze graag naar het buitenland. De aanpak en de resultaten verschillen van land tot land: “Of een methode werkt, hangt af van de context, het doel en het publiek,” zegt De Bruyckere. “In Londen is er een school die goede resultaten behaalt met klassieke methodes zoals directe instructie. Sommige Amerikaanse charter schools (scholen die meer vrijheid krijgen om zelf te kiezen hoe ze onderwijs willen organiseren, red.) boeken ook mooie resultaten. Maar ook scholen zoals École 42 in Parijs, die peer-to-peer leren (zonder leerkracht, red.), aanbiedt, functioneren goed.”

Het bepalende element is volgens De Bruyckere niet de visie zelf, dan wel dat die visie gedragen wordt door het hele team. Welke visie dat is, is van minder belang. En juist daar wringt het schoentje: “Veel directies en leerkrachten hebben geen tijd om daar mee bezig te zijn. Zeker nu niet, met de pandemie. Nadenken over een duidelijke visie is een luxe geworden.”

“Over een duidelijke visie nadenken is een luxe” – Pedagoog Pedro De Brucykere

Weg met traditionele klassen

“Ouders verwachten klassiek onderwijs en de bevoegde minister roept alleen over huiswerk en examens, terwijl dat niet noodzakelijk iets opbrengt,” zegt  hoogleraar onderwijskunde Martin Valcke (UGent). “Er is nood aan reflectie en vernieuwing.”

Volgens Valcke moeten we vroegere keuzes in vraag durven te stellen. De duur van opleidingen zou kunnen worden ingekort, net zoals die van de opleiding geneeskunde.
Het concept van jaarklassen en de infrastructuur van scholen zijn volgens Valcke ook achterhaald: “Leeftijd zegt niets over hoe snel iemand leert en toch blijven we klassen zo opdelen. De gebouwen moeten we dringend onder handen nemen: minder inzetten op traditionele klassen en meer op samenwerkingsruimtes waar leerlingen in groep kunnen werken aan een project.”

Agora

GO! Atheneum Geraardsbergen sprong vier jaar geleden al op de trein van vernieuwing. Leerkracht Nederlands Jana De Geyter begon toen samen met enkele collega’s te experimenteren met een nieuw onderwijsmodel: “We merkten dat de klassieke onderwijsvorm niet meer aansloot bij wat de leerlingen nodig hadden. Sommigen hebben meer begeleiding nodig, terwijl anderen juist sneller vooruitgaan. Daarom zijn we geleidelijk overgeschakeld op een andere aanpak.”

De Geyter en haar collega’s zetten in op Agora-onderwijs, een onderwijsvorm die verschillende vakken samenbrengt: “Het is een meer dynamische vorm van lesgeven, die voor de helft bestaat uit instructie en voor de helft uit zelfstandig werken. Meestal zijn er twee leerkrachten tegelijk aanwezig in de klas. Zo kunnen we de leerlingen die daar nood aan hebben meer ondersteuning geven en kunnen de snellere leerlingen al beginnen aan andere vakken. Taken en presentaties geven we ook samen. Elke opdracht telt dus mee voor verschillende vakken, wat ervoor zorgt dat de leerlingen zich bewuster zijn van hoe vakken op elkaar aansluiten.”

Eerlijke ongelijkheid

Het Atheneum probeert op die manier om te gaan met de groeiende diversiteit, een  grote uitdaging voor het huidig onderwijsmodel: “De leerprestaties gaan achteruit omdat ons onderwijsmodel vertrekt van homogene klassen waar iedereen dezelfde les krijgt,” zegt Martin Valcke. “Maar we zien al lang dat dat niet meer werkt. We moeten inzetten op de individuele noden van leerlingen.” Volgens De Bruyckere kan dat de ongelijkheid tussen leerlingen vergroten, maar dat is niet noodzakelijk een probleem: “Iedereen moet zijn of haar eigen talenten kunnen ontwikkelen. En omdat iedereen andere talenten heeft, is het logisch dat de ongelijkheid zal vergroten. We moeten er vooral voor zorgen dat die ongelijkheid eerlijk is en dat er geen structurele factoren zijn die jongeren verhinderen om hun talenten te ontplooien.”

“Kennis is pas waardevol als je er ook iets mee kan doen” - Hoogleraar Onderwijskunde Martin Valcke

Om leerlingen individueel te ondersteunen ziet Valcke potentieel in werken in kleine groepjes en e-portfolio’s: “We weten al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw dat werken in kleine groepjes goede resultaten oplevert,” zegt hij. “in het e-portfolio houdt elke leerling zijn eigen traject bij en documenteert hij dat met bewijsstukken van verworven competenties. Een cruciaal element, want kennis is pas waardevol als je er ook iets mee kan doen.”

Volgens Valcke zijn leerlingen vandaag ook te afhankelijk van leerkrachten. Een combinatie van hoorcolleges, samenwerken en leren op de werkvloer zou een oplossing kunnen bieden: “Er zal in de toekomst steeds minder contactonderwijs zijn, maar wel meer ondersteuning en feedback. Jongeren moeten zelfstandig kunnen leren en betrokken worden in de maatschappij. Stop teaching and make them work. We moeten onderwijs weer dichter bij de werkelijkheid brengen.” 

Stop teaching and make them work

Scholen en programma’s die inzetten op leren op het werk zijn geen verre toekomstmuziek meer. In Ecuador bestaan er communityprojecten waar studenten hun kennis inzetten in de gemeenschap. Ook in Vlaanderen is leren op de werkplek in opmars, onder andere in de graduaatsopleidingen. In dat type onderwijs passen studenten de kennis direct toe in de praktijk. De opleiding verpleegkunde van IVV Sint-Vincentius Gent werkt daarvoor met modules, waar studenten in blokken van vier weken afwisselend les en stage krijgen. Adjunct-directeur en voormalig IVV-docent Isabel De Wilde: “Voor de module die focust op woonzorgcentra krijgen de studenten een ‘aandachtsbewoner’ voor wie ze mogen zorgen. Alles wat de studenten leren, kunnen ze zo meteen in de praktijk toepassen. En alles wat ze meemaken in de praktijk verbinden we aan de theorie.” Aan het begin van de opleiding krijgt elke student ook een coach toegewezen. Die is de sleutelpersoon tussen de docenten, de werkplek en de leerling. Op die manier probeert de school in te spelen op de noden van de student en de trajecten individueler te maken.”

“Wij willen nooit meer terug naar het oude systeem” – Leerkracht Jana De Geyter

Noortje Maes (35) en Kris Loos (45) kozen op latere leeftijd voor een graduaatsopleiding aan het UCLL. Noortje studeert nu sociaal-cultureel werk en Kris bijt zich vast in de orthopedagogie. Ze passen de kennis meteen toe in de praktijk en begrijpen daardoor de theorie beter.

“Onze docenten komen uit het werkveld en hebben meer voeling met de praktijk,” zegt Noortje. Ze zijn allebei enthousiast over de één-op-éénbegeleiding van de opleiding. Elke student kan een eigen leertraject uitstippelen en zo de opleiding op eigen tempo afronden.

Ook De Geyter en De Wilde zijn fan. “De omschakeling vraagt meer inspanning van leerkrachten,” zegt De Geyter. “Maar het loont. We willen nooit meer terug naar het oude systeem.”

Concreet en modern onderwijs

De samenwerking tussen leerkrachten en leerlingen onderling en met mensen in de praktijk, bevordert de kennisuitwisseling. En dat is volgens Isabel De Wilde ook voor andere onderwijsvormen cruciaal:“Ook in het ASO kan het nuttig zijn om de link tussen theorie en praktijk te leggen. We moeten durven afstappen van die traditionele kijk op onderwijs en inspelen op wat studenten écht nodig hebben.”


Dit artikel werd gepubliceerd door Nieuws in de Klas op 24/03/2021

vorige volgende