De Nederlandse Taalunie, vooral bekend van het Groene Boekje, moet ingrijpend bezuinigen. Een nieuw beleidsplan dat de Taalunie “meer als een bedrijf” zal laten opereren, stoot op veel verzet bij zowel werknemers, neerlandici als politici. “De Taalunie is toch geen wasmiddel dat verkocht moet worden?”

De Nederlandse Taalunie is de organisatie die een gemeenschappelijk taalbeleid van het Nederlands in Vlaanderen en Nederland handhaaft. Ze werd in 1980 opgericht door de ondertekening van het Taalunieverdrag tussen de Belgische en Nederlandse regering. In 2004 werd Suriname, een Zuid-Amerikaans land met het Nederlands als officiële voertaal, geassocieerd lid van de Taalunie.

Bij het grote publiek is de Nederlandse Taalunie vooral bekend door de publicatie van het Groene Boekje en de website woordenlijst.org, maar ze doet veel meer dan enkel het controleren en actualiseren van spelling- en grammaticaregels. Zo neemt ze ook actief deel aan het beleid om het Nederlands te versterken in het hoger onderwijs en ondersteunt ze het onderwijs van het Nederlands in het buitenland.

Intern gekibbel

Volgens Taalunieversum, een website van de Taalunie voor taaladvies, kan in niet minder dan 312 instellingen wereldwijd de Nederlandse taal en cultuur bestudeerd worden in wat de neerlandistiek heet. Ook in landen als bijvoorbeeld China, Rusland en de Verenigde Staten kan onze taal bestudeerd worden.

Dat aantal dreigt echter te dalen, want het rommelt binnen de Nederlandse Taalunie. In 2011 al werd een reorganisatie van de Taalunie aangekondigd. De organisatie bespaarde naar eigen zeggen al meer dan 2,5 miljoen euro in vergelijking met vier jaar geleden, met een huidig totaalbudget van zo’n tien miljoen euro.

Twee jaar geleden werd de Vlaming Geert Joris aangesteld als algemeen secretaris van de organisatie. Hij is geen taalkundige, maar leidde eerder in zijn carrière een drukkerij en de vzw Boek.be, die onder andere de jaarlijkse boekenbeurs in Antwerpen organiseert. De Volkskrant schrijft dat minstens enkele van de in totaal 35 medewerkers van de Taalunie – die anoniem moeten blijven door hun zwijgplicht – van mening zijn dat Joris een te grote nadruk op communicatie legt en het inhoudelijke werk verwaarloost, en dat de nieuwe leiding autoritair is en niet openstaat voor kritiek.

De Taalunie als bedrijf

Joris’ beleidsplan uit 2013 werd onmiddellijk afgeschoten, en pas dit jaar kwam een nieuw. De Taalunie “zal meer als een bedrijf gaan werken: flexibel, efficiënt, vraaggericht en met een herkenbaar en zichtbaar profiel” en zal daarom ook eenvoudiger communiceren: “Alles wat de Taalunie naar buiten brengt, moet begrijpelijk, laagdrempelig en aantrekkelijk zijn”, staat te lezen in het beleidsplan.

Ook dat nieuwe plan stoot nu op veel verzet. Volgens De Volkskrant hebben al 176 neerlandici een protestactie gesteund en stuurden partnerorganisaties van de taalunie boze brieven naar de Taalunie. Eén van die partnerorganisaties is het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), dat het materiaal voor het Groene Boekje aanlevert en vanaf dit jaar zijn jaarlijkse financiering met 400.000 euro per jaar ziet teruglopen, tot net geen twee miljoen euro. Ook zal het INL omgevormd worden tot het Instituut voor Nederlandse Taal (INT), een breder en vooral goedkoper instituut. “Het conflict is bezig opgelost te worden”, suste waarnemend INL-directeur Martin Everaert in De Volkskrant. “De gesprekken zitten nog in de verkennende fase.”

Ook zouden de zomercursussen Nederlands voor internationale studenten in Vlaanderen en Nederland, die eerst volledig afgeschaft werden, toch gedeeltelijk behouden worden. Een Nederlands taalcentrum in Indonesië, dat tot 1945 een Nederlandse kolonie was, wordt evenwel afgestoten door de Taalunie. Het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken probeert het centrum nu een commerciële doorstart te geven, en de Nederlandse ambassade in Indonesië zoekt naar geldschieters.

Politiek samenwerkingsverbond

Als zijnde een samenwerkingsverbond tussen de Vlaamse en Nederlandse overheden, is de Nederlandse Taalunie ook politiek samengesteld. Het Comité van Ministers stelt het beleid van de Taalunie vast en bestaat uit twee Nederlandse en twee Vlaamse ministers. Namens Vlaanderen zetelen in dat Comité minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) en Sven Gatz (Open VLD), minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel. Het beleid wordt vervolgens gecontroleerd door de 22-koppige Interparlementaire Commissie, dat Vlaams parlementslid Wilfried Vandaele (N-VA) als voorzitter heeft.

Op een commissievergadering in het Vlaams Parlement afgelopen donderdag, trok Vandaele aan de alarmbel: "We merken al langer een neerwaartse spiraal in de samenwerkingen tussen Vlaanderen en Nederland", zei hij. Katia Segers (sp.a) beaamde dat: "De huidige besparingen bij de Taalunie waren vooral het initiatief van de Nederlandse regering", schuift ze de zwarte piet door. "Het is jammer dat er een hiaat geslagen wordt in een van de kernopdrachten van de Taalunie, het versterken van de positie van het Nederlands in de wereld."

“Geen wasmiddel”

Vandaele illustreert dat met cijfers: "Er wordt 25% bezuinigd op het budget van Nederlands onderwijs in het buitenland, maar dat voor communicatie stijgt wel met 20%. De Taalunie is toch geen wasmiddel dat verkocht moet worden?" Open VLD-parlementslid Lionel Bajart hekelt vooral de angstcultuur die zou heersen binnen de organisatie: "Minstens vijf werknemers zouden al een klacht hebben ingediend bij een vertrouwenspersoon over de werkomstandigheden. Uit vrees voor ontslag durven ze enkel anoniem te getuigen."

Minister Gatz oppert dat bij de besparingen rekening gehouden is met het in ere houden van de drie kerntaken van de Taalunie, taalbeleid, taalinfrastructuur en taalgebruik. Hij erkent dat er bijvoorbeeld bij de zomercursussen te drastisch bespaard is, maar blijft positief: "We hebben daarover al een voorlopig compromis gesloten met de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. De zomercursussen blijven, maar op een alternatievere, goedkopere manier."

Nu maandag vindt er een interparlementair commissiegesprek plaats tussen de Vlaamse en Nederlandse regeringen. Dat er plooien moeten worden gladgestreken, staat buiten kijf.

En het Groene Boekje?

Het Comité van Ministers heeft in 1995 beslist dat het Groene Boekje een bevoegdheid van de Nederlandse Taalunie zou worden. Het zou elke tien jaar geactualiseerd zou worden. Ironisch genoeg gebeurden in dat jaar ook de laatste grote spellingswijzigingen: in 1995 werd de dubbelspelling afgeschaft, en sindsdien zijn onder meer reaktie, kado en kwis niet meer correct. Een decennium later verschenen Surinaamse woorden als bacovenwinkel en rotishop en was de tussen-n terug van weggeweest: sinds 2005 is het opnieuw paardenbloem in plaats van paardebloem.

Begin 2008 werd aangekondigd dat er dit jaar geen herziening zou komen, maar die komt er dan toch: het Groene Boekje 2015 verschijnt in oktober met Van Dale als uitgever. Woorden als chillen, smoothie en fluohesje zullen er vanaf dan in terug te vinden zijn. De officiële spelling verandert dan weer helemaal niet.

© 2015 – StampMedia – Jonathan Hendrickx