© Stefan Lambrechts

Anno 2017 speelt Antwerp terug op het hoogste niveau, na een lange tussenstop in tweede klasse. Zestig jaar geleden speelde Antwerp voor het laatst kampioen in eerste klasse. Van die kampioenenploeg uit 1957 zijn er nog twee spelers in leven: Jef Van Gool (82) en Louis Lambert (85). Die laatste blikt nu terug op zijn leven als voetballer én als vader van een voetballer.

Hoe ben je destijds bij Antwerp terechtgekomen?
Ik was veertien jaar en er was een schooltoernooi op Antwerp. Naast het veld stond Gustaaf Pelsmaekers, de toenmalige trainer van de eerste ploeg, met een boekje. Op een gegeven moment riep hij mij bij hem en vroeg hij mijn naam en geboortedatum, waarop hij meteen een contract liet opstellen. Toen was de trein vertrokken. Ik ben er uiteindelijk zestien jaar gebleven.

Je hebt bijna je hele carrière bij Antwerp gevoetbald. Toen je dertig was, ben je dan toch naar Mons gegaan. Heb je daarvoor nooit aanbiedingen van andere ploegen ge- kregen?
Ik speelde graag bij Antwerp. In die tijd was voetbal veel minder professioneel dan nu. Ik speelde er samen met mijn vrienden. Tien jaar lang hebben wij met dezelfde ploeg gevoetbald, iets wat nu niet meer kan. Dat zorgde er ook voor dat ik bleef. Het groepsgevoel was in onze ploeg enorm groot. Ik heb wel na de match tegen Real Madrid een aanbieding gekregen van de Spaanse club, maar dat heeft het bestuur mij nooit verteld. Pas na mijn carrière ben ik dat te weten gekomen. Jammer, anders had ik voor Real Madrid gespeeld, want ik had sowieso ja gezegd. Anderzijds was het wel een slimme zet van Antwerp. Ze wisten dat ik dan zou vertrekken, dus hebben ze het maar verzwegen.

© Stefan Lambrechts

Wat is het mooiste moment uit je voetbalcarrière?
Ongetwijfeld de confrontatie met Real Madrid in de Europacup I, de voorloper van de Champions League. In die ploeg speelde onder meer Di Stefano, een van de allerbeste spelers ooit. Bij de thuismatch waren er bijna 60.000 toeschouwers. Die match verloren we nipt met 1-2. Maar in Spanje was het minder spannend. We gingen er onderuit met 6-0. Maar dat maakte voor ons niet uit. Wij hadden toch maar in Bernabeu gevoetbald. Er zijn niet veel Belgische voetballers die dat kunnen zeggen.

Je zoon Paul heeft in de jeugd ook bij Antwerp gevoetbald, maar is toen verkast naar de concurrentie.
Klopt. Hij werd ongeveer op dezelfde manier gecontracteerd. Toen hij veertien was, speelde hij bij Merksem, maar mocht een keer meedoen met Antwerp op een toernooi. Tegen Berchem wonnen ze met 12-2, Paul scoorde zes keer. Na die match hebben ze hem gecontracteerd. Toen hij zeventien werd, mocht hij meedoen met de reserven, maar op het einde van het seizoen wilden ze hem geen profcontract geven. Hij had aanbiedingen van Anderlecht, Brugge en Beerschot, waarop hij de laatste ploeg koos. Mijn zoon heeft dus dertien jaar lang bij de concurrentie gevoetbald. Veel mensen die ik kende, spraken over een kleine schande, maar ik had er niets op tegen. Het was tenslotte zijn broodwinning.

Dat het voetbal vroeger minder professioneel was dan nu, zei je eerder. Maar hoe groot is het verschil tussen vroeger en nu echt?
Het grootste verschil is dat we naast voetballen ook nog werkten, hoewel we prof waren. We werkten van 8 uur tot 14 uur en om 16 uur moesten we op de club zijn voor de training. En die trainingen waren heel pittig. In 1953 kregen we een nieuwe trainer, Harry Game. Die kwam over van Engeland en zijn trainingen waren nog veel pittiger. Engeland was toen, en is nu nog steeds, het voetballand bij uitstek. Hij trainde ons op dezelfde manier als in Engeland de norm was. Dat was afzien, maar het wierp wel zijn vruchten af. Op conditioneel vlak hadden we een grote voorsprong op de rest. Dat was toen een groot voordeel, want toen waren er nog geen wisselspelers. Elke ploeg had elf spelers en als iemand geblesseerd raakte, dan had je pech.

De vijandigheid tussen Beerschot en Antwerp is vandaag heel groot. Was dat toen ook al?
Absoluut niet. Ik kende de spelers van Beerschot ook heel goed. Op het veld waren we concurrenten, naast het veld vrienden. Met Pasen was er elk jaar een toernooi waar grote Europese ploegen aan deelnamen. Ook Antwerpen deed mee, met de Antwerpse Entente. Dat was een ploeg van 15 spelers, een mix van spelers van Antwerp, Beerschot en Berchem Sport. De supporters van die drie clubs supporterden dan gezamenlijk voor ons. En dat is nog niet alles. Tijdens een van de vele wedstrijden tegen Beerschot vlogen er twee spelers mekaar in de haren. Toen hebben supporters van beide ploegen de twee spelers uit elkaar gehaald. Voetbal was geen vechtsport, vonden de supporters. Nu is dat helaas helemaal anders.

Heb je iets gedaan tijdens je voetbalcarrière waar je spijt van hebt?
Ikzelf niet. Ik heb een mooie carrière gehad. Nu besef ik pas ten volle wat ik allemaal heb verwezenlijkt tijdens mijn carrière. Mijn kleinkinderen zeggen vaak dat ik 60 jaar te laat geboren ben. Toen was ik profvoetballer maar verdiende ik niet zo veel. Mocht ik nu voetballer zijn, dan zouden ze kunnen rondrijden in een Mercedes. En dat hadden ze natuurlijk veel liever gehad. (lacht)


Dit artikel werd gepubliceerd door Deze Week op 15/11/2017

Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 16/11/2017

vorige volgende