(Apache) Op donderdag 28 juni organiseerde Apache, in samenwerking met StampMedia een debat rond de vraag: hebben jongeren de oude media nog nodig? Een sluitend antwoord kwam niet uit de bus, wel een hoop suggesties om de oude media te vernieuwen. We noteerden  vooral een pleidooi voor meer interactie met de lezer en meer inhoudelijke aandacht voor jongeren en andere minderheidsgroepen. ‘Jongeren zijn zogezegd niet geïnteresseerd in kranten, maar misschien is het wel gewoon andersom’.

Ondanks de concurrentie van het EK Voetbal en de zwoele terrasjesavond zakten toch nog flink wat geïnteresseerden, jong en ouder, af naar de gebouwen van Swenst (De Ijsfabriek) in Antwerpen om er een debat over jongeren en de ‘oude media’ bij te wonen.

Moderator Gunther Malin (student journalistiek aan HuBrussel) leidde het gesprek in goede banen. Hasna Ankal (journaliste bij StampMedia en blogger/twitteraar over het protest in Marokko), Vincent Buyssens (student journalistiek aan Lessius Mechelen, journalist bij StampMedia en zeer actief op allerlei sociale netwerksites) en Maarten Goethals (politiek redacteur bij De Standaard) zaten in het panel.

Eenzijdige berichtgeving

Dat jongeren fervente gebruikers van ‘nieuwe en sociale media’ zijn, daar verrassen we niemand mee. Dat HLN.be met zijn tiende plaats de enige krant is in de top vijftien van meest bezochte sites door jongeren, verbaast misschien meer. Wat zijn de redenen? En als jongeren online de traditionele media niet vinden, waar halen ze dan wel hun informatie? Hebben de ‘oude media’ dan nog wel hun plaats?

Het debat werd geopend met de vraag wie de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ media dan wel zijn. Daarover blijkt nogal wat begripsverwarring te bestaan. Niet alle panelleden deelden dezelfde mening.

Buyssens en Ankal rangschikken de traditionele kranten -De Morgen, De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg, …- en de daaraan gelinkte websites onder de ‘oude media’. In hun ogen zijn het traditionele nieuwskanalen, al dan niet in papieren vorm, die vasthouden aan de traditionele en te eenzijdige manier van berichtgeving.

Voor Buyssens bestaan de ‘nieuwe media’ uit twee delen: enerzijds de sociale media zoals facebook en twitter, anderzijds recentere websites zoals Apache, MO*, De Wereldmorgen, StampMedia en andere (internationale) journalistieke websites. Ankal voegde daar aan toe dat voor haar bij ‘nieuwe’ media de nadruk ligt op de manier van berichtgeving, eerder dan op de vorm of het bereik: grijpen media de ‘nieuwe kansen’ die het internet biedt? Krijgt de informatie zelf de juiste invulling? Wordt er grondig en veelzijdig nieuws gebracht? Komen alle maatschappelijke, culturele en sociale groepen aan bod?

Goethals daarentegen ziet de ‘nieuwe media’ niet per definitie als sociale media. Voor hem gaat het in essentie om een softwareprogramma en de interactiemogelijkheden die dat programma in zich draagt. Kranten, televisie en radio hoeven voor hem niet noodzakelijk onder de noemer ‘oude media’ te vallen. Alles wel beschouwd zijn ze nog steeds zeer nieuw. Bovendien zoeken ‘traditionele’ kranten ook aansluiting bij ‘nieuwe media’.

Interactie

Voor Ankal en Buyssens vormt de interactie tussen journalist en lezer een belangrijk aspect van ‘nieuwe media’. Nieuws gaat verder dan de berichtgeving alleen, oordeelt Buyssens. “Interactie en dialoog met de lezer zijn noodzakelijk. Die zien we niet of nauwelijks bij kranten zoals De Standaard. Zeker niet als je ze vergelijkt met nieuwssites zoals The Atlantic, een Amerikaanse nieuwswebsite waar reacties van lezers en het antwoord van de journalisten erop centraal staan in het hele verhaal.”

Volgens Goethals probeert ook De Standaard geregeld in dialoog te gaan met de lezers, al ziet hij ook de beperkingen. “Je moest eens weten hoeveel mails wij per dag beantwoorden. Dat we niet dezelfde graad van interactie halen als The Atlantic heeft uiteraard ook te maken met onze beperkte middelen. Daar moet je gewoon realistisch in zijn. Maar waar we kunnen, proberen we de interactie op gang te trekken en te stimuleren. De Standaard online is dus voor mij absoluut een nieuw medium dat inspeelt op nieuwe evoluties in het medialandschap.”

“Moeten sociale media zoals twitter, YouTube en allerhande blogs actiever gebruikt worden door de huidige ‘traditionele’ media”, wilde de moderator vervolgens weten. En zo ja, hoe kunnen we dan garanderen dat die nieuwe media betrouwbaar zijn?

“Uiteraard moeten blogs meer geïntegreerd worden door ‘oude media’”, vindt Buyssens. “Ze bevatten een schat aan informatie en het is vooral via blogs dat jongeren nieuws oppikken en nieuws delen. Door het systeem van likes, shares en up- and downvotes worden artikels razendsnel en soms heel wijd verspreid. Dat de betrouwbaarheid van de bronnen moet worden nagegaan, lijkt me logisch. Dat is zo voor alle bronnen? Dat op zich is geen reden om sociale media links te laten liggen of ze als onbetrouwbaar af te schrijven.”

Ankal is het daarmee eens: “Vooral voor landen zoals Marokko en andere meer staatsgecontroleerde landen, is het internet waanzinnig belangrijk. Het is de manier bij uitstek om informatie en nieuws te verspreiden en het moet dus absoluut mee opgenomen worden in de nieuwe manier van berichtgeving door de ‘oude media’.”

Volgens Goethals citeert De Standaard nu al geregeld uit blogs. “Maar inderdaad misschien minder dan sommige andere media. Het is ook ontzettend tijdsintensief om alle blogs af te schuimen, er de nuttige informatie uit te halen, die op waarheid te checken en vervolgens te integreren in een verhaal. Als we dat willen doen, dan hebben we drie keer zoveel personeel nodig.”

Keurmerk

Tijd voor moderator Malin om enkele onderzoeksresultaten op tafel te leggen: jongeren blijken liever geen informatie te krijgen afkomstig van blogs, tenzij ze zijn geschreven door journalisten. Ze verkiezen dus een ‘kwaliteitslabel’. Ziet De Standaard er dan geen toekomst in om te evolueren naar een nieuwsmerk?

Die evolutie is volgens Goethals al volop bezig. “We zijn een nieuwsmerk. Een goed zelfs. Maar louter nieuws verzamelen uit blogs of andere kanalen, om er na een echtheidsonderzoek ons keurmerk onder te zetten? Neen, daar zie ik geen toekomst in. Wij hebben journalisten die zijn aangenomen om zelf over het nieuws te schrijven en nieuws te maken.”

Een ander onderzoek leert dan weer dat jongeren eigenlijk behoorlijk klassiek denken over nieuws. Ze zijn op zoek naar duiding, naar degelijke verhalen en naar een kader om de overvloed aan informatie in te plaatsen. Waarom laten de ‘oude media’ de snelle feiten niet gewoon over aan de ‘nieuwe media’ en concentreren zij zich op duiding en achtergrond? Op die manier krijgen jongeren een volledig beeld, met het feitelijk nieuws als snelle hap via sociale netwerksites en achtergrond via de oude media. Hetzij online, hetzij op papier?

Goethals ziet zoiets niet werken. “Je moet er als journalist van uitgaan dat je lezers de feiten niet kennen. Ik ken bovendien ook mijn lezers niet. Hoe ziet hun identiteit eruit? Zijn ze oud, jong, hoogopgeleid of net niet? Wat weten ze en wat weten ze niet? Duiding en analyse is belangrijk, maar je kan de feiten en het ‘drogere’ nieuws niet gewoon overslaan en ervan uitgaan dat je lezers die informatie elders al wel opgepikt zullen hebben. Vandaag brengen wij naast het nieuws ook langere achtergrondstukken en analyses. Het vormt een aanvulling op het feitenmateriaal.”

Opportunisme

De stelling over identiteit inspireerde Ankal tot de opmerking dat ‘oude media’ bepaalde bevolkingsgroepen zoals jongeren en etnische minderheden veel te weinig aan bod laten komen. Een vaststelling die Goethals tot op zeker hoogte onderschrijft, maar volgens hem wordt er op zijn minst geprobeerd. “Uiteraard zoeken we uit hoe we een breder publiek kunnen bereiken, maar het is nu eenmaal zo dat we met een redactie van blanke middenklassers zitten die ook niet meteen piepjong is. Onze  journalisten zijn doorgaans mensen die op kosten van hun ouders hebben kunnen studeren en hun dromen kunnen nastreven. Dat maakt dat we soms weinig directe aansluiting hebben met bepaalde andere bevolkingsgroepen. Natuurlijk bouwen wij professioneel ons netwerk uit en proberen wij toegang te vinden tot die groepen mensen, maar het is vaak niet gemakkelijk om een voet tussen de deur te krijgen. Veel mensen staan argwanend tegenover  journalisten en zien ons vaak liever gaan dan komen. Het is niet evident om zomaar aansluiting te vinden. Maar denk niet dat we ons niet bewust zijn van onze zwakheden. Wie gelooft dat we ons geen vragen stellen bij onze gebreken en niet op zoek zijn naar antwoorden, heeft het verkeerd voor. Al was het vanuit plat commercieel opportunisme, geleidelijk aan zal er wel degelijk meer interesse komen in (allochtone) jongeren. Ze vormen gewoon een nieuwe bron van inkomsten.”

Afsluitend schotelde de moderator zijn panel de vraag die aan de basis van het debat lag voor. Hebben jongeren de oude media uiteindelijk nog nodig?

Buyssens denkt van wel, al zullen die ‘oude media’ volgens hem hun positie in de toekomst grondig moeten  bijspijkeren. “Sowieso zullen de oude media blijven bestaan. Dat is ook nodig. Nieuwe media steunen hun berichtgeving ook vaak op oude media. Artikels die online worden gepost of links die worden gedeeld, verwijzen geregeld naar ‘oude media’. Oude media zijn dus nodig, maar of dat per se op papier moet en of websites zich echt moeten beperken tot overgenomen Belga-berichtjes met af en toe een langer stuk of een opinie? Dat denk ik niet. Dat zal moeten veranderen. Samen met de bereidheid tot interactie met de lezer.”

Ook Ankal ziet nog een toekomst voor de oude media, al zal die volgens haar wel beperkt zijn. “Jongeren zullen de oude media nodig blijven hebben. Een beetje toch. Oude en nieuwe media kunnen elkaar aanvullen. Oude media hebben de nieuwe media nodig om gaten op te vullen. Nieuwe media kunnen er dan weer voor zorgen dat bepaalde groepen, zoals jongeren en etnische minderheden meer aan bod komen en meer worden gehoord. Oude media zouden zich moeten afvragen waarom jongeren en allochtonen de kranten niet kopen en kochten. Waarom ze hen over het hoofd zien bij de samenstelling van hun aanbod. Er gewoon van uitgaan dat jongeren op een bepaalde leeftijd simpelweg niet geïnteresseerd zijn in nieuws, lijkt me te kort door de bocht. Misschien is het omgekeerde waar: traditionele kranten hebben jongeren al decennialang links laten liggen. Het is wat gemakkelijk om het om te keren en te zeggen dat jongeren niet geïnteresseerd zij in de krant. Mijn conclusie: ja, jongeren hebben oude media nog nodig, maar nieuwe media sluiten veel beter bij hen aan, zowel naar inhoud als naar vorm.”

Niet geheel onverwacht is vooral Goethals overtuigd van de blijvende nood aan oude media, ook van de papieren variant en ook voor jongeren. “Ik ben er zeker van dat de papieren krant niet te vervangen is. Ze is minder vluchtig, ze gaat langer mee en ze wordt langer gelezen. Ik zie bij vrienden de weekendkrant op woensdag nog open op tafel liggen. Dat wil toch iets zeggen. De oplage van de weekendkrant stijgt, dus wat dat betreft krijgen we het signaal dat de ‘traditionele, papieren media’ nog aanslaan. Dat we daarbij moeten werken aan een verbreding van ons lezerspubliek en ook inhoudelijk een meer diverse groep mensen aan bod moeten laten komen, spreekt voor zich. Natuurlijk is er nog werk aan de winkel en natuurlijk bereiken we niet iedereen en schieten we op bepaalde vlakken tekort. Elke journalist weet wanneer hij een stuk schrijft, dat het beter kan en op bepaalde vlakken tekort schiet. Er wordt aan gewerkt, geef ons wat tijd.”

© 2012 - Apache - Celine Joris
Dit artikel verscheen eerder op Apache en kadert in een samenwerking tussen StampMedia en een aantal onafhankelijke nieuwsmedia waaronder Apache.