(Verrekijkers) 'Als we nu niets doen aan de opwarming van de aarde, dan zal alle ontwikkelingshulp van de afgelopen decennia een maat voor niets geweest zijn.' Dat was de kernboodschap van het laatste jaarrapport van het United Nations Development Programme (UNDP), het ontwikkelingsprogramma van de VN. "Het rapport laat vooral zien dat er een belangrijke link is tussen ontwikkelingsgraad en klimaatverandering", aldus Antonio Vigilante, directeur van het UNDP.

Van alle mogelijke gevolgen van de opwarming van de aarde is deze misschien het meest schrijnend: als klimaatverandering toeslaat, zullen de armste landen het eerst en het hardst geraakt worden. Hoog tijd dus om het bestaande ontwikkelingsbeleid onder de loep te nemen.

Ontwikkelingssamenwerking en klimaatverandering

Universiteit Antwerpen organiseert onder de naam 'Debating Development' jaarlijks een debattenreeks over ontwikkeling. De universiteit besloot om dit jaar in te gaan op de moeilijke relatie tussen milieu en ontwikkeling en koos voor de titel 'Environment and Development: Friends or Foes?' Op het debat eind oktober was de centrale vraag hoe ontwikkelingssamenwerking moet omgaan met klimaatverandering. Het debat werd gevoerd tussen Neil Bird van het Britse Overseas Development Institute en Paul Renier van de Europese Commissie. Beide heren staan aan dezelfde kant: ze streven allebei naar een goed ontwikkelingsbeleid dat de actuele problemen van klimaatverandering omvat. Ze verschillen echter van mening als het over de aanpak gaat. Al snel blijkt Europa centraal in die discussie te staan.

Minder steun van Europa dan beloofd

Neil Bird vindt dat de klimaatverandering Europa dwingt tot fundamentele beleidswijzigingen ten aanzien van ontwikkelingslanden. Door de klimaatveranderingen is de relatie tussen Europa en ontwikkelingslanden verschoven, waardoor het huidige samenwerkingssysteem gedateerd is. Het mechanisme waarbij Europa geld en technologie geeft staat steeds meer en meer ter discussie. In plaats van het idee one size fits all moet een balans gezocht worden tussen het verminderen van de gevolgen van klimaatwijzigingen enerzijds en het verweer ertegen bij ontwikkelingslanden anderzijds. Voorts moet Europa zijn geldstromen naar klimaat en ontwikkeling beter op elkaar afstemmen. Het heeft veel minder financiële steun geboden dan beloofd. De huidige steun is ontoereikend. Ook in daadkracht schiet Europa tekort: er wordt veel gediscussieerd, maar er komt weinig op tafel.

Europa moet een geloofwaardige strategie opstellen waarbij een goede coördinatie tussen zorg voor het klimaat en ontwikkelingshulp centraal staat, aldus Bird. Als gevolg daarvan moet Europa een nieuwe relatie opbouwen met ontwikkelingslanden, men moet verder gaan dan de traditionele ontwikkelingssamenwerking. Dit houdt o.a. in dat beleid en instellingen binnen ontwikkelingslanden beter moeten leren omspringen met klimaatveranderingen. Bovendien moeten ontwikkelingslanden Europa meer leren vertrouwen, want de huidige koudwatervrees is een ernstig probleem voor het goed functioneren van die relatie.

Betere coördinatie

Paul Renier erkent dat de actuele gevaren van de klimaatverandering het ontwikkelingsbeleid van Europa voor nieuwe uitdagingen stellen. Klimaatbeleid moet gemainstreamd worden met het ontwikkelingsbeleid. Dit zal gebeuren door klimaatpunten in te voegen in bilaterale verbanden en door klimaatacties te laten samenwerken. Er moet een betere coördinatie komen tussen de industrie, de ontwikkelingshulpinstellingen en de financieringskanalen. Dit zal op verschillende manieren gebeuren: door met verschillende instanties samen programma's op te starten, door dezelfde middelen te gebruiken, door zogenaamde innovatieve financiering en door de dialoog tussen verschillende gemeenschappen te bevorderen. Die dialoog is moeilijk, maar noodzakelijk. Het is nu eenmaal niet simpel om bij zo'n veelzijdig orgaan als de Europese Unie te proberen de klimaatproblematiek te integreren in het ontwikkelingsbeleid. Alleen via de kunst van de consensus kan men tot strategieën komen die werken voor iedereen. Renier benadrukt nog eens dat de EU veel geld geeft aan aanpassing aan én vermindering van de klimaatswijzigingsimpact, maar dat het laatste beduidend meer financiële steun krijgt. Tot slot moet de effectiviteit van alle hulpmechanismen gegarandeerd worden door klimaatgerelateerde belangen meer te integreren in het beleid van ontwikkelingslanden zelf.

In wezen zien beide heren dus dezelfde gevaarpunten. Ze leggen gelijkaardige klemtonen en hebben vrijwel dezelfde mening over het Europese ontwikkelingsbeleid. Het eigenlijke verschil ligt hem in de praktische uitvoer ervan. Renier, die voor de Europese Commissie werkt, is per definitie gebonden aan de verdediging van het Europese beleid. Tijdens de discussie bleek al snel dat dit beleid niet foutloos is. Bird, medewerker van een ander instituut en euroscepticus, benadrukt dat Europa in de praktijk meer van hetzelfde doet en zo tekort doet aan diegenen die het feitelijke slachtoffer zullen worden van de opwarming van de aarde.

Europa doet veel, maar is het voldoende?

Bird vindt het goed dat de Europese Commissie erkent dat er een gat is tussen het beleid en de daden, maar hij vraagt zich af of beleidscoördinatie ooit mogelijk zal zijn. Verschillende belangen samenbrengen in één beleid is niet gemakkelijk, geeft Renier toe. Men moet het echter wel blijven proberen. Het is een politieke kwestie, maar het heeft nu eenmaal geen zin om elk een eigen aanpak toe te passen.

Tot slot vraagt Bird waarom Europa geen wereldleider is in het beleid tegen klimaatverandering. Renier ziet echter nog steeds een voortrekkersrol: de EU is zeer actief bezig met het klimaat, terwijl andere landen kijken, volgen of het probleem ontvluchten.

Hierop vraagt de moderator aan Bird wat hij vindt van de plannen van de Europese Commissie om klimaatveranderingen te mainstreamen in hun ontwikkelingsbeleid. Bird is sterk in zijn reactie: niet mainstreamen, maar dumpen! Hij vindt het huidige systeem van ontwikkelingshulp gedateerd, onsuccesvol en contraproductief. Op een vraag uit het publiek over de globalisering van het ontwikkelingsbeleid is hij nog pessimistischer. Renier reageert dat je het allemaal niet zomaar kan laten vallen, omdat er veel meer dan de klimaatproblematiek op het spel staat. Het is een manier om belangen samen te brengen en is, politiek gezien, essentieel.

Een discussiepunt dat daaruit voortvloeit is het geldbeheer. De bestaande instellingen genieten weinig vertrouwen, en de Commissie heeft geen goede relatie met de Wereldbank. Als het ontwikkelingsbeleid op Europees niveau zou worden gerund, zou een nieuwe instelling die rol kunnen opnemen. Ware het niet dat er een grote terughoudendheid is om eender welke organisatie zoveel geld van verschillende lidstaten te laten beheren.

Als conclusie komen de sprekers onvermijdelijk tot de complexiteit van het probleem. De klimaatveranderingen zullen zich pas echt over enkele decennia manifesteren en kunnen dan een versterkend effect hebben op vele vormen van ongelijkheid. De manier waarop vandaag op deze dreiging wordt gereageerd, brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee. Europa heeft al veel gedaan voor de samenleving, maar kan het die uitdaging aan?

© 2011 - Verrekijkers - Margot Cassiers