Een wereld zonder menselijke creativiteit. Op het eerste gezicht lijkt dat onmogelijk om te bereiken. Maar AI brengt ons misschien dichter bij dat punt dan we durven denken. Wat als artificiële intelligentie meer overneemt dan we willen? En kunnen mensen, als makers van AI, die grens nog bepalen?
Door AI laten we machines veel meer voor ons denken. Want wie kan het nu weerstaan te grijpen naar gemak? Chatbots bieden ons antwoorden op onze vragen in een fractie van een seconde, kunnen een tekst opstellen opgebouwd uit allerlei bronnen van het internet, en dat nog op een manier die menselijk lijkt. We zijn als mensen vaak geneigd om onze denkinspanning te minimaliseren. AI taken laten uitvoeren of vragen laten beantwoorden lijkt vanuit die gedachte dus onweerstaanbaar. Maar iets niet kunnen weerstaan, gaat vaak hand in hand met afhankelijkheid.
AI lijkt slim, maar ‘denken’ doet het niet. We weten inmiddels dat AI zijn antwoorden op een menselijke manier probeert te genereren. Zo komt artificiële intelligentie soms menselijk over. Dat is immers hoe het werkt: al kan AI uiteraard geen menselijke gevoelens of emoties ervaren, is het getraind om dat na te bootsen.
Creativiteit ondermijnd
AI doorzoekt alles wat op het internet staat. Zo leert het patronen in taal en hoe ideeën logisch samenhangen. Wanneer de bot een prompt ontvangt, herkent die patronen, en kan die een antwoord formuleren dat menselijk klinkt. Dat is dus heel wat anders dan hoe menselijke emoties werken. Toch blijven we ermee omgaan alsof het wél menselijk is.
AI bevalt ons omdat het voorspelbaarheid, begrip en een gevoel van sociale interactie biedt
De theorie van antropomorfisme van Epley, Waytz en Cacioppo helpt verklaren waarom. Wij schrijven menselijke eigenschappen toe aan niet-menselijke entiteiten. AI bevalt ons omdat het voorspelbaarheid biedt, begrip en zelfs een gevoel van sociale interactie. We herkennen er iets menselijks in. Dat maakt het moeilijk om afstand te nemen en zo komen we in een vicieuze cirkel terecht.
Hoe meer we AI gebruiken, hoe meer onze creativiteit wordt ondermijnd. Filosofe en docent rechten aan de Universiteit van Toronto Nathalie Smuha zegt in een interview met De Standaard: “De bedoeling was dat AI-systemen onze vervelende taken zouden overnemen, zodat wij meer konden schrijven en tekenen. Maar je ziet dat die AI-systemen nu die creatieve taken overnemen, zodat wij nog altijd de vervelende klussen moeten doen.”
Ook journalist Elisa Hulstaert geeft aan dat als je gaat kijken naar het concept van AI, het ons ook zou kunnen verlossen van taken die tijd vragen, waardoor we meer tijd zouden over hebben voor creativiteit. “Misschien was het te mooi om waar te zijn. Auto’s, computers en wasmachines zouden onze levens stuk voor stuk efficiënter maken. Die gewonnen tijd zouden we kunnen gebruiken om dingen te doen die we leuk vinden: lezen, schilderen en schrijven – ik zeg maar wat”, schrijft ze in MO*.
Ik denk niet dat we AI niet meer zullen gebruiken uit gemakzucht
Hannes Cools – assistant Professor Human Factor in New Technologies aan de Universiteit van Amsterdam – verklaart in een opiniestuk in De Standaard dat mensen die weten hoe AI werkt, bewuster daarmee omgaan. “Wie niet begrijpt hoe een AI-systeem werkt, zal ook niet in staat zijn om bewuste keuzes te maken of mogelijke misbruiken te herkennen. AI-educatie zou deel moeten uitmaken van algemene vorming, niet alleen voor jongeren, maar ook via volwasseneneducatie en nascholingstrajecten.” Maar dat we AI dan niet meer zouden gebruiken uit gemakzucht, denk ik niet.
Terwijl AI een hulpmiddel hoort te zijn dat het vervelende werk doet en ons meer tijd geeft om creatief te kunnen zijn, blijft het een bedreiging voor onze creativiteit – zelfs als we er bewust mee omgaan. Het maakt ons afhankelijk en neemt tijd en aandacht, in plaats van dat het ons meer tijd geeft om creatief te zijn, dus wordt onze creativiteit verwaarloosd. Maar als we zelf niet meer moeten denken, wat stimuleert ons creatief denkvermogen dan nog?