Roerloos lig je in bed. Vanuit je ooghoek zie je een donkere gedaante opdoemen. Je voelt angst, probeert recht te staan, weg te lopen. Maar dat lukt niet. Je bent verlamd, het is onmogelijk om terug te vechten. Net voor het ergste kan gebeuren, verdwijnt de schim weer. Neen, dit is geen horror film, maar slaapverlamming. Een aandoening waarmee 25 tot 30% van de mensen minstens één keer in zijn leven te maken krijgt. Dat kan Beatrice* (23) bevestigen. 

De Antwerpse heeft het inmiddels drie keer meegemaakt. Zo’n anderhalf jaar geleden lag ze voor het eerst verlamd in bed, terwijl ze dacht dat er ingebroken werd in haar appartement. “Ik maakte bewust mee hoe mijn vriend naar school vertrok, wilde nog iets zeggen, maar kon niet spreken. Daarna hallucineerde ik dat er iemand aan het inbreken was. Ik wilde mijn vriend roepen, maar die was er niet meer. In die verlammingsfase vraag je jezelf af of je echt wakker bent of niet. Wanneer je dan ontwaakt, is dat heel eng. Je weet niet meer of dingen echt gebeurd zijn. Ik was enorm in paniek.”

Tussen dromen en waken

“Slaapverlamming is een toestand waarbij mensen na het ontwaken merken dat ze wel wakker zijn, maar dat ze zich gedurende enkele seconden, soms zelfs een minuut, niet kunnen bewegen. Ze hebben het gevoel dat ze op dat moment niet goed kunnen ademen of spreken. Dat is heel beangstigend, maar verdwijnt vrij snel”, licht dokter Ilse De Volder van het Slaapcentrum van het UZA toe.

Zo’n verlamming is niet abnormaal, maar komt meestal enkel voor tijdens de REM-slaap oftewel droomslaap. Verlamde spieren zijn in die fase noodzakelijk om te voorkomen dat je tijdens je slaap handelingen begint uit te voeren. “Problematisch wordt het echter wanneer mensen gefragmenteerd beginnen wakker worden. Ze krijgen dan hun bewustzijn terug, maar de spierafschakeling is nog niet ongedaan gemaakt”, merkt De Volder op.

Regelmatig voel je de aanwezigheid van een indringer of iets kwaadaardigs, vergezeld van een stem.

Dokter Paul Louis van de Eenheid voor Slaap van AZ Monica Antwerpen sluit zich daarbij aan. “Je kan nog met je ogen bewegen, maar geen gerichte arm- of beenbewegingen uitvoeren. De slaapverlamming treedt meestal ’s morgens op. In feite is de patiënt op dat moment niet echt wakker, maar beleeft hij een droom.”

Hallucinaties

Sommige mensen krijgen tijdens de verlamming last van hallucinaties, zoals Beatrice die een inbreker dacht te zien. “Die hallucinaties zijn heel levendige droombeelden”, legt De Volder uit. “Dat is heel vervelend, en soms erg griezelig.” Wat regelmatig voorkomt, is het voelen van de aanwezigheid van een indringer of iets kwaadaardigs, soms vergezeld door een stem. Hoe vaker het gebeurt, hoe meer je eraan gewend raakt. “Meestal kan de patient gerust gesteld worden wanneer hij weet dat het spontaan voorbij gaat en dat het ook geen ernstige ziekte is”, verklaart Louis.

Erger wordt het wanneer de angst nog dagen nadien blijft voortduren. “De nacht na een aanval durf ik niet te slapen”, zegt Beatrice. “De laatste keer dat ik het had, ben ik de volgende dag tot vier uur ’s nachts wakker gebleven uit angst dat het opnieuw zou gebeuren.”

Behandelen of niet?

Hoewel slaapverlamming te behandelen is, kiezen zowel Louis als De Volder er meestal voor om dat niet te doen. “Bij een geïsoleerd, zeldzaam geval van slaapverlamming is de enige behandeling op tijd te gaan slapen”, vertelt Louis.

De Volder besluit: “Een behandeling zou betekenen dat je elke dag medicatie moet nemen voor een verschijnsel dat maar zelden voorkomt. Als er toch een reden is voor medicatie zou je moeten kiezen voor antidepressiva. Die beïnvloeden namelijk de droomslaap en het is die droomslaap die voortduurt bij het ontwaken. Ondanks de angst die je ervaart, is slaapverlamming doorgaans een onschuldig fenomeen.”

* schuilnaam 

© 2016 – StampMedia – Ruth Hamels en Lisa Huberts



Dit artikel werd gepubliceerd op Newsmonkey.be op 15/07/2016
Dit artikel wed gepubliceerd op Allesoverjeugd.be op 15/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door De Beiaard op 19/08/2016, Kat. 2, P.8-9
Dit artikel verscheen eerst in de PIDMAG jg.5, nr 15, p. 14