Reporter Jef (Foto's © Milou Verstappen)

Met meer dan 12.000 startende deelnemers in Bornem brak de Dodentocht dit jaar een record. Onder de wandelaars ook onze ongetrainde reporter Jef (20), die voor de eerste keer meeliep. Dit is het relaas van zijn allereerste Dodentocht.

Wat zet mensen ertoe aan om de Dodentocht te stappen? Is het sadisme? Voldoening? Geldingsdrang? Honderd kilometer later heb ik nog steeds geen eenduidig antwoord gevonden op die vraag. Wat mij ertoe aanzette de wandelschoenen aan te trekken? Noem het een grove inschattingsfout. Het minimaliseren van ’s lands bekendste wandeltocht doe je namelijk niet ongestraft.

Honderd kilometers vreten in vierentwintig uur. Dat is in een etmaal van Antwerpen naar de kust. Van Brussel naar Luik. Van mijn woonplaats Kapelle-op-den-Bos naar Maastricht, en zo verder, u weet wel wat ik bedoel.

 

Uitdagingen zijn er om aan te nemen, net als sokken vol talkpoeder

Voor een getrainde wandelaar is dat geen probleem. Voor een ongetrainde gelegenheidsstapper is dat op z’n minst een kleine uitdaging te noemen. Hoe dan ook, uitdagingen zijn er om aan te nemen, net als sokken vol talkpoeder.

 

Na 3 kilometer: goed bezig 

De eerste kilometers van de Dodentocht zijn een eitje. Ze vereisen slechts wat ellebogenwerk in de massa en een hoge resistentie tegen zingende Duitsers. De benen zijn, in tegenstelling tot de mensen langs de straten van Bornem, nog fris en monter. Hartelijke dank trouwens aan die massa supporters, die me soms de indruk gaf dat ik een randdebielloze Alpe D’Huez opreed. De ‘Komaan’s en ‘Goed bezig’s mochten na drie kilometer dan wel erg nutteloos klinken, de sfeer zat er wel goed in.

Kilometers vlogen voorbij in de donkere nacht terwijl we feestdorpen afwisselden met modderige bospaadjes en veldweggetjes. ‘Eén, twee, zo gaat-ie goed, zo gaat-ie beter en nog een kilometer!’

Slapeloze nacht

Het is pas bij het ochtendgloren dat de eerste tekenen van vermoeidheid de kop op steken. Een slapeloze nacht begint zijn tol te eisen. Een kleine veertig kilometer is afgelegd. Bij de eerste tussenstop voor zonsopgang gaat een kopje soep er vlot in, de man naast mij denkt hetzelfde over een pintje. Ieder zijn manier in deze tocht.

Wat kenners beweren, klopt als een bus. Kilometer veertig is voor velen een breekpunt. Het lichaam verlaat de cockpit en de geest moet samen met de automatische piloot overnemen.

 

Trekpaardmentaliteit

Het is opgeven of als een noest trekpaard doorgaan naar de plek waar trekpaarden thuis horen: brouwerij Palm. Steenhuffel ligt precies in de helft van het parcours. Je kan de radeloosheid op de fabrieksterreinen van de brouwer bijna voelen. Ik ga er voor het eerst deze tocht plat op mijn rug liggen, benen strak omhoog tegen een muurtje en me bijna luidop afvragend of ik zelfs de volgende controlepost nog wel haal.

Compleet tegen de wetten van de fysica in zakt de moed mij tot in de schoenen. Perfect, want net daar had ik ze nodig.

Rekensommen maken

Vanaf dan is het tellen van controlepost tot controlepost. Ik begin als een bezetene rekensommen te maken op basis van tijd en afstand. Een soort automatisme begint zich te ontwikkelen. Bij elke post ga ik tien minuten met mijn benen tegen de muur liggen, vervolgens masseer ik mijn voeten even en dan hijs ik me weer recht. Ik sleep mezelf naar de volgende post waar ik exact hetzelfde doe.

Bij elke stop gaat het slechter. Mijn kniëen doen pijn en ondanks mijn bescheiden gewicht is de druk op mijn voetzolen enorm. Het moment waarop ik mezelf in derde persoon begin aan te spreken, weet ik dat ik net mijn laatste grammetje gezond verstand verspeeld heb.

 

Afzien in de regen

Met die ballast overboord, is opgeven geen optie meer. Mijn gezond verstand ben ik kwijt; de roofbouw op mijn lichaam is al zo goed als gepleegd. Er resten nog maar ‘enkele’ kilometers tussen mij en de eindmeet. Het is intussen stevig beginnen regenen, wat het doorstappen bemoeilijkt, maar de heroïek van het hele plaatje wel alleen maar ten goede komt.

 

Als een houten pop waggel ik meter per meter verder over de zeiknatte dijk

Mijn beide knieën hebben er de brui aan gegeven en mijn benen zijn nog verzuurder dan Aad De Mos. Als een houten pop waggel ik meter per meter verder over de zeiknatte dijk van Weert. De laatste controlepost nadert. Het is er vechten tegen de slaap, vechten tegen de verkramping, maar nog belangrijker: vechten tegen te vroege glorie. Bornem ligt op een uur stappen. Het zal het langste uur van mijn leven zijn.

 

Langste kilometer ooit

De langste laatste kilometer. Om half acht ’s avonds draai ik de Boomstraat in. Ik huil zachtjes zodat niemand het merkt. Ik heb het gehaald en dat neemt niemand meer van me af.

Onze reporter Jef, onderweg (Foto © Milou Verstappen)

Epiloog

Wanneer mensen spraken over het Dodentochtgevoel, begreep ik nooit wat ze bedoelden. Pijn in de voeten? Verstijfde knieën? Verzuurde benen? Nu weet ik perfect waarover ze het hebben. Het Dodentochtgevoel is geen fysiek maar een mentaal gevoel. Het gevoel dat je krijgt nadat je vanuit het diepste dal terug naar de oppervlakte bent gekropen, enkel en alleen op wilskracht. Het gevoel dat je samen met 7.000 anderen iets bereikt hebt wat je op vijftig kilometer van de meet niet meer mogelijk achtte.

Het is verbazingwekkend wat de menselijke geest kan, zelfs al wil het lichaam niet meer meewerken. Geluk zit daarbij in kleine dingen zoals een vrolijke gedachte, een stukje appelsien of een opbeurend berichtje. Ik wil dan ook iedereen bedanken die mij onderweg gesteund heeft. Ik heb gezworen mijn lichaam dit nooit meer aan te doen.

Mezelf kennende sta ik er binnenkort dus weer.

15/08/2015 Dodentocht in Bornem

© 2015 – StampMedia – tekst: Jef Cauwenberghs, foto's: Milou Verstappen


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - Online op 17/08/2015