Voor het eerst in tien jaar ging Mohamed (24) afgelopen zomer terug naar Afrika, op vakantie naar Marokko. Hij was er als toerist, maar kreeg dagelijks een andere stempel opgedrukt, die van een Azee. “Wat hebben mensen met stempels drukken op anderen vanuit hun eigen constructies”, vroeg hij zich af. Dit moet hem nu van het hart.

Marokko, het is een geweldige mix van prachtige landschappen, machtige gebergtes, cultuur en geschiedenis. Maar mijn lichaam reageert dubbel als ik aan het land denk. Eerst een brede glimlach met vlinders in de buik, want de schoonheid waarmee dit land is gezegend, is enorm. En dan besluipt me een gevoel dat mijn maag doet draaien en keren.

Van mijn ouders hoorde ik verhalen over racisme dat ze ervaarden van Belgen met Arabische roots. Iets wat ik me niet kon voorstellen tot mijn reis naar Marokko. Het discours dat Europeanen de wereld – en vooral Afrika – tot hun speeltuin maakten, strekt zich heel ver. Tegelijk wordt over de eeuwen daarvoor maar weinig gezegd: toen de Arabieren al in Afrika de ‘mindere wezens’ wilden opvoeden (lees: koloniseren, demoniseren en tot slaaf maken).

Waarom ga je bedelen bij die Azee?

In Marokko ben ik een Azee, oftewel Senegalees. Zij zijn hier de zondebokken. Iedereen met een donkere huidskleur wordt vooral gezien als Senegalees. Onzichtbaar, arm of gastarbeider en dat is heel anders voor al wie wit is. Dat zijn toeristen, zij zijn rijk en baas. Ook op Djemaa el Fna ben ik dus onzichtbaar voor ronselaars, verkopers, artiesten, bedelaars aan eetkraampjes. Om iets te kunnen eten moet ik zelfs aandringen en duidelijk maken dat ik wel degelijk mijn voedsel kan betalen.

Dat het sociale statuut van ‘Senegalezen’ in Marokko niet veel betekent, merkte ik iedere avond op Djemaa el Fna. Ze worden vooral getolereerd, eerder dan geaccepteerd. Het plein veranderde ’s avonds telkens in een prachtig openluchttheater, een smeltkroes van muziek, eetkraampjes, bizarre en grappige kunststukjes. Ik keek er mijn ogen uit, genoot van de geur van vers geperste sapjes en de eetkrampjes.

Op het plein kruisten mijn ogen die van een meisje van ongeveer zes jaar oud. Ze stapte op me af en vroeg of ik een zakdoekje wilde kopen. Ik bedankte haar vriendelijk en toen vroeg ze om wat kleingeld. Op dat moment kwam haar oudere zus erbij, die haar in het Arabisch zei: “Je gaat toch niet bedelen bij een Azee?”.

Gelukkig kon ik in ons verblijf mijn hart luchten bij mijn vriendin en de eigenaars van het verblijf, die met spijt reageerden. “Ja broeder, ik schaam me hier voor”, sprak onze gastvrouw Siham me met moederlijke warmte toe. Door met hen te spreken, voelde ik me terug mens.

“Hey hoer, waarom loop je rond met die n****”

Terug in België, probeer ik me de beelden van de Marokkaanse schoonheid tot in de eeuwigheid te omarmen. De racistische elementen verwerk ik via gesprekken met vrienden die wortels in Marokko hebben. Ik lees een prachtig stuk van Aya Sabi, een pakkend gedicht via een Syrische kennis en een filmpje rond racisme in Marokko.

Toen al kriebelden mijn handen om te schrijven, maar dat lukte me nog niet. Dat gebeurde wel nadat twee Arabisch uitziende kerels het nodig vonden om mij en een Belgisch Marokkaanse vriendin op klaarlichte dag aan te vallen en uit te schelden.

Ik was op weg naar huis met een goede vriendin na een potje voetbal aan de Luchtbal. Het racisme waarmee ik in Marokko mee werd geconfronteerd kwam terug tot leven. Twee mannen roepen ons vanuit hun auto in het Arabisch toe: “Hey hoer, waarom loop je rond met die n****”. Tot twee keer toe rijden ze om, om vervolgens weer haat te spuwen. We negeerden hen tot er aan een bushalte onze moeders ter sprake kwamen.

Aan de bushalte kwamen ze onze kant op, duidelijk op zoek naar een gevecht. Na een korte woordwisseling, duw en trekwerk raakt mijn vriendin gewond aan haar scheenbeen. We raakten gelukkig op de bus, waar een ijzige stilte heerste. Alleen de buschauffeur vroeg ons of we er de politie wilde bijhalen. Twee uur later aan Roosevelt raken we na drie keer de politie te bellen het wachten beu.

Maar de gedachte dat twee mannen uit het niets ons met zoveel haat benaderden zindert nog enkele dagen na. De warmte, liefde en hartelijke reacties van vrienden via sociale media, gaven me de moed om over dit racisme te schrijven.

Nog steeds minder mens?

Nu neem ik de mensen dat niet helemaal kwalijk. Behalve witte Europese toeristen komen ze in Marokko verder bijna alleen maar in contact met donkere mensen uit Senegal. Noord-Afrika ziet veel mensen uit sub-Sahara Afrika passeren die door die landen de oversteek naar Europa hopen te maken. Daarbij stranden ze in grote steden als Agadir, Rabat, Nador of Marrakesh waar ze jobs aannemen onder het minimumloon die lokale burgers niet willen doen.

Maar het is wel vreemd om te zien hoe de mens overal op zoek gaat naar anderen om hun ongenoegen tegen te uiten. Ik weet niet hoe ik me daarbij moet voelen. Wat is het waard om voor gelijkwaardigheid te vechten zolang mensen anderen blijven beschimpen voor hun andersheid, terwijl diezelfde mensen elders vechten voor een gelijke behandeling? Waarom is het zo moeilijk te begrijpen dat anders zijn geen bedreiging hoeft te zijn, maar juist een verrijking is.

Als mens minder zijn om hoe je eruit ziet, is indrukwekkend. Zo zien anderen geen persoon voor zich maar steeds een constructie van iets. Het is voor mij als Afrikaan een bittere pil om te slikken: hoewel Marokko duidelijk in Afrika ligt, lijken vele Marokkanen en Europese Marokkanen zichzelf niet als Afrikaan te zien.

In het eerste middelbaar moest ik een klasgenoot dwingen om op de wereldkaart te kijken om duidelijk te maken dat Marokko in Afrika ligt. Het zijn steeds terugkerende discussies die ik voer met kinderen op de speelpleinen waar ik animator ben. Ik probeer hen duidelijk te maken dat identiteit vele lagen kent en Marokko dus ook in Afrika ligt.

Die mentale staat van ontkenning van hun Afrikaans zijn dwong de Marokkaanse overheid trouwens om een campagne te starten om de eigen bevolking hiervan bewust te maken.

Mag ik mens zijn?

Mijn identiteit bestaat uit vele lagen, vaak tot grote spijt van vele onbekenden, die mij denken te kennen op basis van mijn uiterlijke kenmerken.

Wat me nog stoort, is de hypocrisie van sommigen. Ze zijn fan van donkere voetballers, juichen tijdens de Olympische Spelen in voor Ibtihaj Muhammad, rouwen om Muhammad Ali en prijzen Malcolm X. Allemaal donkere moslims die een belangrijke maatschappelijke rol vervul(d)en. En toch gaan mensen door met het discrimineren van andere donkere medemensen. Het is een schizofrene situatie waarbij vormen van racisme in stand worden gehouden. Een donkere man krijgt in de normaalste situaties te maken met racisme, terwijl zijn broeders en zusters op tv worden opgehemeld.

Ik merk dit, als ik eerst zonder empathie wordt behandeld, die snel omslaat als ze te weten komen dat ik moslim ben en Mohamed heet. Of als ze te weten komen dat ik tegen een balletje kan trappen en iets interessant gezegd krijg.

Ik draag mijn naam met trots en beleef ik mijn religie zo betekenisvol mogelijk, maar ik hou dat ook zoveel mogelijk voor mezelf. Omdat ik geen voorkeursbehandeling wil. Ik wil dat mensen mij als hun broeder zien, los van wat ons cultureel, religieus of etnisch verbindt. Als broeder in mensdom, als mens, vooraleer ze me in allerlei hoekjes plaatsen en labels opplakken.

We vergeten vaak dat racisme eigen is aan iedereen die zich – al dan niet bewust - superieur voelt dan een ander. Institutioneel en individueel racisme tegenover mensen met een donkere huidskleur is daardoor ook in de Arabische wereld vaak een onbesproken onderwerp.

Een stem tegen racisme is belangrijk, maar zeker niet alleen van toepassing op andere mensen om hen een spiegel voor te houden om onrecht of racisme aan te klagen. Het is nog dringender om in de spiegel te kunnen staan en je eigen superioriteitsgevoel in vraag te kunnen stellen.

© 2016 – StampMedia – Mohamed Barrie