Schuilen voor bommen in de oorlog, je vader en je man verliezen, alleen bevallen in een vreemd land en leven in een rolstoel. Gladys El Bacha (54) kan helaas over alle onderwerpen meepraten. Hoewel ze veel nare dingen heeft meegemaakt, staat ze nog altijd positief in het leven. “Je kunt blijven hangen in je verdriet of je kunt verder gaan met je leven. Ik kies voor het laatste.”

Gladys El Bacha is in 1962 gezond geboren in Libanon. Na zestien maanden werd ze ziek. Het begon met een zware keelontsteking en hoge koorts. Op dat moment was er een grote polio-epidemie in Libanon. Op de dag van de moord op J.F. Kennedy, in 1963, sloeg het noodlot toe. Ze raakte verlamd. Haar armen en haar benen gaven het beide op. “Als ze binnen zeven dagen haar armen niet meer kan bewegen, is ze volledig verlamd”, zei de dokter tegen haar ouders. Gelukkig was dat niet het geval. Na enkele dagen kon ze haar armen weer gebruiken, haar benen bleven echter verlamd. Ook hield ze er scoliose aan over, een ernstige driedimensionale verkromming en verdraaiing van de ruggengraat.

“Terugdenkend aan mijn kindertijd zie ik vaak revalidatiecentra”, zegt Gladys. “Vroeger liep ik op krukken en droeg ik spalken die mijn benen ondersteunden. Ik moest mijn spieren zo veel mogelijk gebruiken en kreeg veel fysiotherapie. Vallen was altijd mijn grootste angst. Voordat ik in een rolstoel zat, viel ik erg vaak. Ik ben zelfs een keer achterover door een raam gevallen, met mijn hoofd door het glas. Omdat die angst altijd aanwezig was, heb ik er op een gegeven moment voor gekozen om een rolstoel te gebruiken. Dat was geen optie in Libanon door de slechte wegen en heuvels.”

Schuilplaats

Gladys was dertien toen in 1975 de oorlog uitbrak tussen de moslims en de christenen. Ze woonde in een christelijke wijk in Beiroet, de hoofdstad van Libanon. Jarenlang stond haar leven in het teken van angst, onzekerheid en verdriet.“Je ziet mensen om je heen doodgaan en er hing een vreselijke geur in de stad. Die geur zal ik nooit vergeten. Daarnaast kun je niks plannen, want je weet niet wanneer er bommen vallen. Wij zijn nooit gevlucht uit Beiroet, maar na een aantal maanden was de halve wijk leeggestroomd. In 1978 vielen er 100 dagen achter elkaar bommen, voornamelijk Syrische. Wij verbleven toen in de schuilplaats in de kelder van ons appartementencomplex. Veel mensen uit de buurt kwamen hier naartoe. Het was heel beangstigend.”

“Ik bereidde me toen voor op een grote scoliose-operatie. Mijn rug moest worden opgerekt en eigenlijk moest ik in het revalidatiecentrum verblijven en elke dag fysiotherapie krijgen, maar dit kon niet vanwege de oorlog. Die plek was te gevaarlijk. Daarom werd ik van mijn middel tot mijn nek in het gips gezet. Omdat ik niet kon stappen, lag ik altijd in bed. Als ik naar de wc moest mijn familie mij helpen. Ik kon niks. Niet douchen, mijn haar niet kammen. Vreselijk.”

“Na 100 dagen was er een staakt-het-vuren”, vervolgt Gladys haar verhaal. “Die dag ging mijn vader naar de woning van mijn zus aan de andere kant van de stad. Ik wilde niet dat hij wegging, maar hij wilde per se die dag gaan. Hij tilde mij op, zette mij voor het gebouw neer op een bureaustoel, keek mij aan en zei: jij blijft hier, ik kom terug.”

Ze is even stil. “Dat waren zijn laatste woorden. Hij is nooit meer teruggekomen. Het Syrische leger had hem op straat doodgeschoten. Ver van ons vandaan, waardoor wij hem niet konden begraven. Het was nog gevaarlijk. Omdat er geen stroom was, kon zijn lichaam niet goed bewaard blijven. Een oom die in de buurt woonde, heeft hem begraven. Geen afscheid kunnen nemen van iemand die je zo dierbaar is, dat is heel moeilijk.”

Ze slikt en verontschuldigt zich. “Ik word er nog steeds emotioneel van. Mijn vader was heel bijzonder. Hij was overbezorgd, maar hij bedoelde het altijd goed. Hij zei dat hij er altijd voor mij zou zijn, tot zijn laatste adem. Helaas was dat dus al heel snel. Hij stierf op de verjaardag van mijn broer.”

Zelfstandigheid 

Het leven ging door. Gladys werd geopereerd en haar moeder ging meer werken om het gezin te onderhouden. Na de operatie moest Gladys opnieuw negen maanden in het gips, om vervolgens twee jaar lang te revalideren. “Door het gips was ik al mijn kracht kwijt in mijn armen. Ik moest mijn krachten weer terugkrijgen. Niet alleen fysiek was dit heel zwaar, ook mentaal had ik het moeilijk. Eerst de oorlog, daarna de operatie en het revalideren: psychisch doet dit heel wat met je. Het heeft even geduurd voordat ik weer de oude was.”

“Na het revalideren ging ik weer verder met mijn opleiding tot secretaresse. Op 22-jarige leeftijd had ik mijn diploma op zak, maar het was heel moeilijk om werk te vinden. Ik was gefrustreerd, want iedereen om mij heen werkte al. Ik gaf niet op en ben zelfs naar een radiostation gegaan om reclame voor mijzelf te maken”, vertelt Gladys.

Haar eerste baan was bij een verzekeringsbureau. Ze verdiende goed, maar gelukkig was ze niet. “Ik was niet onder de mensen. Ik werkte thuis. Daarom ging ik opnieuw op zoek en kwam via via bij een ander bedrijf terecht, waar ik jaren ben gebleven. Ondertussen was ik vijfentwintig en wilde graag alleen wonen. Mijn familie was het hier niet mee eens. Voor elke stap in mijn leven heb ik moeten vechten, want mijn familie is overbezorgd. Maar ik was koppig, nog altijd eigenlijk.”

Op een gegeven moment kwam Gladys in aanraking met iemand van een gehandicaptencentrum in Beiroet. Ze ging er samen wonen met vier andere vrouwen. “Het was een leuke tijd. Via een huisgenote, die ook in een rolstoel zit, leerde ik mijn eerste liefde kennen: haar broer. Het was liefde op het eerste gezicht. Lang duurde onze relatie echter niet. Hij wilde geen twee vrouwen in zijn leven die in een rolstoel zitten. Dat kwam hard aan.”

Bezoek uit Nederland

Gelukkig leerde Gladys niet lang daarna Jozef kennen, een Libanese man die in Nederland woonde. “Hij kwam naar een vriendin van mijn moeder om haar dochter te ontmoeten. Toevallig was ik daar ook. Hij zag eruit als een gentlemen, met een das om. Het eerste wat hij tegen mij zei: ‘Met uw ogen gaat u nog veel bereiken.’ Hij imponeerde ons met zijn verhalen over Nederland. Hij kon er uren over praten”, zegt Gladys lachend.

“Jozef kwam steeds vaker langs en vroeg mij mee uit. Zo is het begonnen. Op een dag zei hij dat hij weer naar Nederland vertrok. Hij vroeg of ik mee wilde. Ik dacht: hoe dan? Ik had een baan, lieve familie en goeie vrienden. Maar de situatie in Libanon was een probleem, het was nog altijd onrustig. Hij praatte op mij in en zei dat ik in Europa een betere toekomst en meer mogelijkheden zou hebben, zoals een aangepaste woning. Hij begon mij te manipuleren en dat lukte aardig, want niet lang daarna ging ik met hem mee naar Parijs. Mijn werkgever zei ik dat ik drie maanden weg zou blijven. Aan mijn familie vertelde ik dat ik met mensen uit mijn gehandicaptengroep op reis ging. Ze hadden mij anders nooit laten gaan.”

“We bleven tien dagen in Parijs, het was geweldig. Ik was verliefd en voelde mij vrij. In Libanon zijn er strikte regels, zo mag je niet in het openbaar kussen. Ik had het gevoel dat alles mocht in Parijs en ik wilde ook overal aan meedoen.” Ze moet lachen. “Ik was een naïef meisje toen, al was ik 28.”

“Toen ik Jozef leerde kennen, was hij manager bij een bedrijf in Venlo, gespecialiseerd in import en expert van goederen. Hij wilde ook een vestiging in België. Zo kwamen we in Antwerpen terecht”, legt ze uit. “Ik heb hem geholpen in het begin en werkte veel thuis. We hebben hier een jaar samengewoond, van september 1990 tot augustus 1991. Dat jaar raakte ik zwanger van mijn eerste kind, maar we hadden nog geen verblijfsvergunning. Mijn man moest daarom terug naar Libanon om papieren op orde te brengen. Alleen terugkeren was toen heel moeilijk, dat heeft anderhalf jaar geduurd. Ik ben hier dus alleen bevallen, in een toen nog vreemd land voor mij. Ik sprak de taal nog niet en had nog geen vrienden, dus dat was heel lastig. Gelukkig had ik een heel lieve buurvrouw die mij veel geholpen heeft.”

“Met mijn beperking kan ik gewoon zwanger worden, dat is gelukkig geen probleem. Alleen moest ik wel via een keizersnede bevallen. Op 14 november 1991 is mijn zoon Jozef - net als mijn vader en man - geboren. Ik had het wel even moeilijk toen ik wakker werd. Ik was helemaal alleen, maar ik was zo trots op mijn kind. Tegen de verpleegster zei ik: ‘Weet je zeker dat het mijn kindje is?’ Zo’n mooi kindje. Achttien maanden later kwam mijn man pas terug. Al die tijd heb ik Jozef alleen opgevoed. Wel kreeg ik elke dag hulp. Toen mijn man terugkwam, was het meteen weer goed. We pakten ons leven weer samen op en kregen in 1994 nog een zoon, Didier.”

Zoveelste tegenslag

Drie jaar na de geboorte van Didier, werd Gladys’ man ziek. Zijn hart was zwak. Na een hartoperatie in 2000 ging het even beter met Jozef, maar in 2002 werd darmkanker geconstateerd. Het darmstelsel werd weggehaald en vervangen door een stoma. Twee jaar lang ging het goed, tot er opnieuw kanker werd gesignaleerd. Dit keer in de longen en de lever. In juli 2005 overleed hij, plotseling, toen hij in het ziekenhuis lag vanwege een infectie die bij de chemo kwam kijken.

“De avond ervoor had ik hem nog gezien en vond hem er goed uit zien. De volgende ochtend kreeg ik een telefoontje van de verpleegster dat hij was overleden. Dan lijkt de wereld opeens heel stil, heel anders. Zijn dood had een grote impact op mij en mijn nog jonge kinderen. Wat moet ik nu doen? Geen moment heb ik overwogen om weer naar Libanon te gaan, want ik voel mij hier goed. België is mijn thuis. Ik heb hier veel vrienden, doe vrijwilligerswerk bij Kind en Gezin en bij de Sint-Andrieskerk. Mijn kinderen zijn hier opgegroeid. Ik ga nog naar Libanon om mijn familie te zien maar keer steeds weer met plezier terug naar België waar ik me vrij voel.”

Gladys geeft toe dat ze het na de dood van haar man niet altijd makkelijk heeft gehad, maar ze  heeft er nog geen moment spijt van gehad dat ze in België is gebleven. “Mensen zeuren soms over de kleinste dingen, daar word ik zo kwaad om. Komaan. Ieder mens maakt iets mee, maar je kunt zelf bepalen hoe je ermee omgaat. Ik zeg niet dat ik altijd vrolijk ben. Soms ben ik jaloers op anderen en soms ween ik, want ik ben ook maar een mens. Ik zit misschien in een rolstoel, maar wie zegt dat mensen die gezond ogen ook  innerlijk gezond zijn”, besluit Gladys.

© 2017 - StampMedia - Jackie Oomen