De stad Ieper zal voor eens en voor altijd  gelinkt worden aan wat exact 100 jaar geleden begon. De Eerste Wereldoorlog.  Decennia lang al trekken oorlogspelgrims uit alle uithoeken van de wereld naar het Mekka van de Groote Oorlog. Maar 2014 wordt speciaal. Voor de herdenking van 100 jaar Wereldoorlog I verwacht de stad namelijk extra veel toeristen.

Het is bijna middag als een trein met korte schokjes tot stilstand komt in een klein stationnetje. Op het blauwe bord met witte letters staat ‘Ieper’ aangegeven. Een naam die ergens, hoe dan ook, gruwelijke beelden naar boven roept. Hier is het dus, de hoofdstad van Wereldoorlog I. Uit de trein stapt slechts een tiental mensen. Voornamelijk West-Vlamingen aan het accent te horen, hier en daar een Franstalige. Geen toeristengolf dus. Gelukkig maar: een station als dit is niet voorbereid op een trein met duizend toeristen. Er zijn maar vier sporen en elk uur vertrekken twee treinen. Eentje richting Kortrijk en de ander richting de slagvelden van Poperinge. Het is duidelijk King’s Cross niet.

De straten van Ieper ogen zeer ouderwets. De straatverlichting lijkt zo uit de Belle Epoque te zijn weggerukt. In elke straat vind je ook wel een poppy-symbool terug. De kleine rode klaproos is na de oorlog symbool geworden voor die oorlog en de herdenking ervan.

Flanders Fields-museum

Zoals vroeger alle wegen naar Rome leidden, leiden alle straten in Ieper naar het Belfort en de Lakehallen. Het is daar dat in juni van 2012 het volledig vernieuwde In Flanders Fields-museum is opengegaan. “Met het oog op de veranderde generatie die geen rechtstreekse getuigen meer kent”, vertelde coördinator Pieter Chielens twee jaar geleden. Een lange wachtrij vult de inkomhal van het museum. Voor mij staat een troep gepensioneerden op daguitstap. Achter mij enkele leerkrachten in opleiding die prospectie doen om later met hun leerlingen al dan niet terug te komen. Voorlopig nog geen Engelsman, Canadees, Australiër of Amerikaan te bespeuren.

Na 20 minuutjes aanschuiven overhandigt de kassierster mij vriendelijk mijn ticketje. Of het hier zo druk is omwille van 100 jaar oorlog? “Het is hier altijd zo druk, dat was vorig jaar en het jaar daarvoor ook al hoor”, zegt ze nog steeds met een glimlach. “Wenst u het Belfort te beklimmen voor 2 euro extra?” Mijn hoogtevrees in gedachte houdend, wijs ik haar aanbod vriendelijk af.

Met het door haar gegeven elektronische toegangspolsbandje in de vorm van een papaver stap ik de expositiezaal binnen. Het is duidelijk dat het museum helemaal veranderd is. Met je polsbandje kan je nu inloggen op een systeem waarbij je je naam, geslacht, leeftijd, taal en woonplaats ingeeft. Door de museumhal heen krijg je sporadisch verhalen van mensen uit je buurt. Dat is zowel interessant voor een Vlaming als voor een Australiër of Amerikaan.

Aangrijpende getuigenissen

Het museum is een bonte verzameling van oorlogsmateriaal, infographics en aangrijpende getuigenissen. Een vijftiental bezoekers dromt samen rond een van de vele beeldschermen. Een Duitser vertelt over hoe hij dode soldaten zag liggen na een gasaanval. Alles staat netjes vertaald in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. Een klein meisje lijkt verveeld te geraken. Ze begint aan het been van haar vader te trekken. Ze is duidelijk te jong om de gruwel van de oorlog en het aangrijpende verhaal van de Duitse soldaat te begrijpen.

Op de vensterbanken, die zijn omgebouwd tot zitbanken, hangt een grote groep Britse scholieren in traditioneel uniform met das en pak rond. Het verhaal van hun voorvaderen lijkt hen niet al te veel te boeien. Zij zijn ook maar één van de zovele Britse scholieren die een verplicht tripje naar de Westhoek maken. Meer dan 1.000 Britse scholen gaven al aan in het kader van honderd jaar Wereldoorlog I de Vlaamse oorlogsgronden en –steden dit jaar te bezoeken. Is deze groep Britse scholieren dan de zwaluw die de lente inluidt of wordt de stad inmiddels overspoeld door de studenten en oorlogstoeristen?

Navraag bij de dienst Toerisme van de stad leert dat de toeristentsunami nog moet komen. “Voorlopig is het nog niet zo druk. Eigenlijk is het zelfs even druk als de vorige jaren”, vertelt de vrouw achter de balie. “De echte grote toeristengolf verwachten we later pas later dit jaar. In de zomer zal bijvoorbeeld een rit van de Tour de France hier in Ieper starten en ook in het najaar zijn er nog tal van evenementen. Daarbij verwachten we in de eerste plaats veel binnenlandse toeristen. Daarnaast zullen er ook veel Fransen, Britten, Amerikanen, Canadezen en Australiërs naar hier afzakken.”

Oorlogskoekendozen

Commercieel  is de Kattenstad in ieder geval al goed voorbereid. De museumshop in het Flanders fields-museum verkoopt T-shirts, balpennen, paraplu’s of mokken met het klaproosje of het museumlogo erop. En zelfs in de lokale supermarkt liggen er blikken koekendozen bedrukt met vergeelde soldatenfoto’s en papavers erop, in de koekjesafdeling.

Op weg naar de Menenpoort passeer ik een winkeltje met een machinegeweer in de etalage gestald. De eigenaar van deze bookshop die meer dan alleen boeken verkoopt, is Steve. Vanachter zijn bril bekijkt hij de op het eerste zicht verdwaalde toerist.  “Hello”, zegt hij in een duidelijk niet-Brits noch Amerikaans Engels. Steve kwam 11 jaar geleden uit het verre Canada naar de Westhoek om er graven van Canadese soldaten te fotograferen. “Mijn oom stierf eveneens in de Groote Oorlog”, vertrouwt hij me toe. Uiteindelijk opende hij hier ‘The British Grenadier Bookshop & Salient Tours’, waar hij ook rondleidingen aan toeristen verkoopt. “Toeristengolf? Nog niet veel van gemerkt, maar het komt stilletjes aan op gang. Het zijn trouwens niet enkel Britten en Canadezen die hier langskomen. Bezoekers uit alle uithoeken van de wereld vinden hun weg naar mijn winkeltje” , besluit Steve.

Last Post

Om acht uur ’s avonds staat de Ieperse Menenpoort vol met mensen. Dagelijks blaast een groep van vier trompettisten er de Last Post ter herdenking van de gesneuvelden. Rik is een van hen. “De Menenpoort staat goed vol, maar dat is wel vaker het geval” , vertelt hij. “Voorlopig heb ik nog geen verschil in aantal toeristen gezien. Als er in de loop van het jaar meer komen is dat goed, is dat niet het geval dan is dat maar zo. Wij blijven in elk geval de Last Post spelen.”

Ondertussen maakt een groep in oude legeruniformen gehulde Britse soldaten zich klaar om een krans neer te leggen. Patrick, een Ierse soldaat in iets modernere kledij, filmt het gebeuren met zijn iPad. “Het is onze eerste keer hier in Ieper. Ik moet zeggen dat ik redelijk onder de indruk ben. Alles staat hier in het teken van de oorlog en de herdenking ervan. Vandaag leggen we een krans neer voor de gesneuvelden van Groot-Brittannië en het Gemenebest. Morgen bezoeken we het In Flanders Fields-museum.”

Of ze hier zijn vanwege 100 jaar oorlog? “Neen, eigenlijk hebben we daar niet echt rekening mee gehouden. Dat we hier zijn terwijl het de eeuwherdenking is, is puur toeval.” Nadat de krans is neergelegd en de Last Post weerklonk verlaten de mensen de indrukwekkende Menenpoort. In de Ieperse binnenstad zijn de toeristenwinkeltjes nog of weer open. De kassa rinkelt. En als we de mensen hier mogen geloven, zal ze binnen enkele maanden nog veel meer rinkelen.

© 2014 – StampMedia – tekst & foto’s: Jef Cauwenberghs


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 22/03/2014
Dit artikel werd gepubliceerd door Belg.be op 22/03/2014