In het grensgebied van Soedan met Zuid-Soedan zitten sinds november 2011 ongeveer 170.000 mensen opeengepakt in vluchtelingenkampen. Het zijn bijna uitsluitend Soedanezen die te voet wegtrokken van het geweld en de voedseltekorten in de Soedanese Blauwe Nijlstaat en Zuid-Kordofan.

Na een wekenlange tocht komen de vluchtelingen totaal verzwakt aan in Zuid-Soedan dat sinds juli 2011 geen deel meer uitmaakt van Soedan. Hulporganisaties zoals Artsen Zonder Grenzen (AZG) dienen hen de eerste noodzakelijke medische zorg toe. Verwacht wordt dat het aantal vluchtelingen de komende maanden nog sterk zal toenemen.

Avontuur en humanitaire hulp

AZG stuurt jaarlijks honderden medewerkers naar alle uithoeken van de wereld om er humanitaire hulp te verlenen aan mensen die in noodsituaties leven. Sommige van die mensen doen het uit puur idealisme, anderen maken de keuze weloverwogen. Voor Barnabé Adriaens (31) is het een beetje van de twee. Na zijn studies Industrieel Ingenieur Landbouwkunde aan de Universiteit van Gent voelt hij de drang om in het buitenland te gaan werken. Het bedrijf Jan De Nul biedt hem die mogelijkheid. Barnabé twijfelt niet en gaat aan de slag in Dubai, later in Qatar. Ver van vrienden en familie krijgt hij de smaak voor avontuur helemaal te pakken. Door de economische crisis wordt hij na een periode van twee jaar hard labeur plots ontslagen. Barnabé belandt bij AZG waar hij niet alleen zijn professionele werkervaring kan gebruiken maar waar hij ook het verschil maakt voor mensen in levensbedreigende situaties. Na eerdere projecten in India en Burundi gaat hij in mei van dit jaar naar Zuid-Soedan, waar hij als logistiek medewerker de bevoorrading van de medische projecten van AZG organiseert.

Chaos

Barnabé’s missie begint niet in één van de vluchtelingenkampen zelf, maar in Malakal, de op één na grootste stad van het land. De omstandigheden waarin hij moet werken zijn lang niet zo erbarmelijk als die in de kampen, maar al snel wordt hem duidelijk dat hij zich zal moeten behelpen met erg weinig middelen. “Malakal mag dan wel de tweede grootste stad van Zuid-Soedan zijn, het is totaal niet te vergelijken met een grote stad in België. Er zijn enkel verharde aardewegen, hier en daar ligt er wat asfalt. Er is bijna nergens elektriciteit en als die er wel is, weet je niet waar de draden naar toe lopen, laat staan waar ze uitkomen. Kortom, het is er totale chaos en je moet er als buitenlander al geruime tijd verblijven voor je begrijpt hoe zo'n stad in elkaar zit.”

Stroeve communicatie

Barnabé werkt in en rond Malakal Airport, één van de twee internationale luchthavens van Zuid-Soedan. Hij is verantwoordelijk voor de ‘supply’, de bevoorrading van de vluchtelingenkampen Doro en Batil. Omdat de vluchtelingen naast medische zorg ook nood hebben aan drinkbaar water, energierijk voedsel, tenten en latrines onderhandelt Barnabé dagelijks met lokale mensen over het laden en lossen van vrachtwagens en vliegtuigen en over het transport van eten en materiaal naar de kampen. En dat loopt niet altijd van een leien dakje. “Je moet enorm veel geduld hebben als je onderhandelt. In het Westen moet alles heel snel gebeuren, maar in Zuid-Soedan leven de mensen op een totaal ander ritme. Mensen kennen daar ook niet zoiets als een ‘contract’. Voor ons is een contract bindend, voor Soedanezen heeft het totaal geen betekenis. Er is een ander referentiekader wat maakt dat je steeds heel uitvoerige oplossingen moet bedenken voor in wezen ‘simpele’ problemen.”

Naast de stroeve communicatie met de Soedanezen is er een veel groter en structureler probleem.  “In Zuid-Soedan is er een totaal gebrek aan degelijke wegen. Er loopt één weg, van Malakal naar de vluchtelingenkampen, die in het regenseizoen (van eind juni tot eind september, nvdr.) ontoegankelijk is. Wij moesten onze bevoorradingsstrategie voortdurend aanpassen.”

Barnabé wijkt uit naar het noordelijker gelegen Palouge, waar een coördinatieteam van AZG en de VN na lang onderhandelen een akkoord bereiken met een oliemaatschappij over het gebruik van een privéluchthaven.

Olie

Sinds de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan ligt het met buurland Soedan in conflict over olie. Dat bemoeilijkt het logistieke werk. Door de scheiding bezit Zuid-Soedan nu driekwart van de oliebronnen, maar voor de export blijft het wel afhankelijk van de pijpleiding naar Port Sudan aan de Rode Zee. “Alle olie in Zuid-Soedan wordt ontgonnen door Chinese en Maleisische firma's. Zij brengen infrastructuur aan, zoals de luchthaven in Palouge. Omdat de ontgonnen olie via een pijpleiding over Soedanees grondgebied wordt vervoerd, besliste Omar al-Bashir, de Soedanese president, dat Zuid-Soedan voortaan taks moet betalen op elk vat olie. Maar Zuid-Soedan wilde die hoge transitkosten niet betalen en besloot daarom de olieproductie stil te leggen, waarop Soedan de grens afsloot. Daardoor valt er een belangrijke bevoorradingsroute weg voor de lokale markten, waaronder die in Malakal. Voorheen was het veel gemakkelijker om materialen in Zuid-Soedan zelf aan te schaffen terwijl ze nu ingevlogen worden vanuit de hoofdstad Djoeba, het Keniaanse Nairobi of rechtstreeks vanuit Brussel.”

Doro:  handel drijven in de hel

Na zijn werk in Malakal en Palouge gaat Barnabé aan de slag in kamp Doro. In Doro wordt door de expats keihard gewerkt om de dagelijkse toestroom van nieuwe vluchtelingen zo goed mogelijk op te vangen. De hulpverleners leven in een ‘compound’, afgescheiden van de rest van het kamp. Er is 24 op 24 uur bewaking en niemand van de medewerkers mag buiten voor 7u 's morgens en na 7u 's avonds. “Zelfs al verkeren de mensen in een slechte situatie, er zijn altijd personen met verkeerde bedoelingen. Vandaar de strikte veiligheidsregels. De bewaking moet er ook op toezien dat er geen materiaal wordt gestolen uit de opslagplaatsen binnen de compound.”

In het vluchtelingenkamp heeft Barnabé geen comfort. Bovendien zijn de meteorologische omstandigheden uiterst onaangenaam. "Omdat het land een natuurlijk overstromingsbekken is, loopt al het water vanuit het Ethiopisch hooggebergte naar Zuid-Soedan. Zelfs als het twee weken niet regent in Zuid-Soedan, staat alles blank. Dit maakt de kampen tot een hel en een broeihaard van epidemieën."

Met de middelen die hen door de ngo's worden aangereikt, trekken de vluchtelingen zich aardig uit de slag. "Het is een misvatting dat vluchtelingen hulpeloos zitten te wachten tot er iets uit de hemel komt vallen. Zonder de aanwezigheid van AZG gaat hun leven gewoon door. Ze proberen zichzelf te organiseren met kleine marktjes waar dingen als suiker en sorghum verhandeld worden."

Thuis

Sinds eind september is Barnabé weer in België om op adem te komen. "Na mijn missie was ik echt kapot. Het feit dat je in de kampen niet beschikt over stromend water of een bed wil niet zeggen dat je je werk niet goed kan doen. Maar het put je wel uit. De chaos in en rond zo'n vluchtelingenkamp weegt op een mens."

© 2012 - StampMedia - Arne Van Steenberge


Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 08/11/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Nieuws.be op 09/11/2012