© Josse Vandenbogaerde

Opgroeien in een warm nest, in het weekend naar de jeugdbeweging of na school nog even met je beste vrienden gaan shoppen: voor veel jongeren is het de normaalste zaak van de wereld. Maar voor wie opgroeit in een jeugdvoorziening ziet het leven er helemaal anders uit. “Er zit tralies voor de ramen, de televisie zit achter plexiglas en de koelkast is op slot.”

Sociaal contact is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van jongeren. Maar wat als dat contact steeds wordt ingeperkt? Voor jongeren in jeugdvoorzieningen is dat dagelijkse kost. Een beperkt aantal uren vrije tijd buiten de kamer, geen bezoekers die worden toegelaten, telefoonverbod of isolatie van elkaar binnen de leefgroep, de jongeren ervaren het allemaal. Welke impact heeft die beperking op de sociale omgang en op hun ontwikkeling?

Verward

Adjua Benhelima (22) uit Wilrijk verblijft sinds hij een baby was in een jeugdvoorziening. Vanaf zijn geboorte ging hij overdag naar een opvangcentrum van Kind & Gezin, ’s nachts was hij thuis bij zijn moeder. Maar die kon niet voor hem en zijn broer zorgen omdat ze mentale en financiële problemen had. Het gezin leefde een tijdje op straat. Uiteindelijk is Adjua nooit meer permanent naar huis teruggekeerd. Toen hij als jong kind in de residentiële jeugdzorg belandde, begreep hij niet wat er gebeurde. “Ze legden me wel de situatie uit, maar niet in begrijpelijke termen voor een kind. Mijn moeder had er alles aan gedaan om ons te onderhouden. Liefde krijgen is zoveel belangrijker dan nieuw speelgoed krijgen. Waarom mochten we niet bij haar blijven? Omdat ze geen geld had?”

Célina Dauwen (13) uit Duffel heeft een gelijkaardige ervaring. Ze werd op haar zevende uit huis geplaatst omdat haar vader gewelddadig was. “Ik wist niet wat er gebeurde. Ze vertelden me dat ik bij vrienden zou slapen, maar toen ik aankwam in de instelling bleek dat niet waar te zijn. Ik had heimwee en voelde me verlaten.” Fatima Berkaoui (19) uit Scherpenheuvel-Zichem was vooral opgelucht toen ze in de jeugdvoorziening werd geplaatst. Toch voelde ze ook boosheid, omdat alleen zij moest verhuizen en de rest van het gezin niet.

“Een band opbouwen is moeilijk. Kinderen verdwijnen soms naar andere instellingen en dan zie je elkaar niet meer terug” - Adjua Benhelima (22) uit Wilrijk
© Josse Vandenbogaerde

Hechtingsstoornis

In de voorziening vond Adjua niet gemakkelijk zijn weg in de leefgroep. “Een band opbouwen is moeilijk. Kinderen verdwijnen soms naar andere instellingen en dan zie je elkaar niet meer terug. Mijn schoolvrienden waren de enige constante in mijn leven. Daarom was ik heel veeleisend in mijn vriendschappen. Soms naar het ongezonde toe, maar ik was bang dat ze zouden weggaan.”

Benhelima kreeg op zijn zevende de diagnose hechtingsstoornis en ook Célina ondervindt de gevolgen van het beperkte sociale contact dat wordt toegelaten in de jeugdvoorziening. Een gesprek aanknopen is voor haar al een hele opgave. “Zelfs iemand aanspreken in de supermarkt durf ik niet,” zegt ze. “Ik leef teruggetrokken van de rest en probeer mensen te ontwijken, omdat ik bang ben dat ze me zullen veroordelen.”

Niet zoals thuis

Niet alleen het komen en gaan van kinderen maakte dat Adjua Benhelima zich niet thuis voelde in de jeugdzorg. “De meeste instellingen zijn geen gezellige plek. Er hangen wel wat slingers en kaders, maar het voelt niet zoals thuis. Ik heb me er vaak eenzaam gevoeld. Vriendjes uitnodigen was lastig. De jeugdinstelling is een vreemde plek: niemand kent ze echt en ouders van schoolvrienden willen vaak niet dat hun kind er op bezoek komt.”

Ook dingen die voor andere kinderen heel normaal zijn, heeft Benhelima moeten missen. “Na school nog even praten met je vrienden aan de bushalte of ergens naartoe gaan kon niet.” Dauwen heeft het lastig met het gevangeniskarakter van de voorziening waarin ze verblijft. “Alles is in schema’s opgedeeld. Er zit tralies voor de ramen, de ramen kunnen niet open, er is een isoleercel, de koelkast is op slot en de televisie zit achter plexiglas. De kamers zijn kaal, alles hangt vast aan de muren. Je wordt hier als een crimineel behandeld.”

Berkaoui merkt op dat het van instelling tot instelling afhangt of er een gezellige sfeer hangt. Na meer dan vijftien instellingen te hebben doorlopen, kan ze het weten. “Voorzieningen voor kleine kinderen zijn vaak gezellig ingericht, met een huiselijke sfeer. In voorzieningen waar oudere jongeren verblijven, is dat veel minder.”

“Er zitten veel kinderen met trauma’s of gedragsstoornissen samen. De instelling wil incidenten vermijden” – Fatima Berkaoui (19) uit Scherpenheuvel-Zichem

Niet te close worden

Fatima Berkaoui heeft uiteindelijk wel vrienden overgehouden aan haar leven in de voorziening. “Je woont maanden, soms jaren met elkaar samen. Dan ontstaat er een band.” Toch worden vriendschappen binnen de leefgroep volgens haar vaak ontmoedigd. “Afgezien van een paar uitstapjes in de vakantie en de tafelmomenten samen, is er weinig ruimte voor interactie. Er zitten veel kinderen met trauma’s of gedragsstoornissen samen. De instelling wil incidenten vermijden.”

Ook Célina Dauwen zegt dat sociaal contact binnen een leefgroep wordt afgestraft. Het meisje verblijft momenteel in een halfopen jeugdinstelling, met de kenmerken van een gesloten instelling. “Als je te gehecht geraakt aan je groep, wordt het contact op een harde manier verbroken. Je wordt in een andere voorziening geplaatst, met nieuwe begeleiders en andere kinderen.”

Niet alleen tussen de jongeren onderling is vriendschap opbouwen uit den boze, ook begeleiders mogen niet te close worden met de kinderen. Adjua Benhelima: “Het eerste wat ze me zeiden toen ik in een nieuwe instelling aankwam, was dat ze mijn familie niet zijn en ik me dus niet te veel aan hen moest hechten. De begeleiding mag absoluut geen nauw contact hebben met de jongeren. Een knuffel bijvoorbeeld, is al uit den boze. Als je met iets zit en je wil erover praten, hebben begeleiders er vaak geen tijd voor. Maar een band opbouwen is toch onvermijdelijk? Je ziet die mensen elke dag.”

Benhelima is van mening dat de afstand tussen jongere en begeleider in de jeugdvoorziening moet verkleinen. “Door die kloof in stand te houden, zorg je ervoor dat een kind zich niet ten volle emotioneel kan ontwikkelen.”

Minder steriel contact

Volgens ontwikkelingspsychologe Lieve De Backer heeft het beperkte sociale contact binnen de instellingen een nefast effect op de ontwikkeling van jongeren. “Jongeren hebben elkaar nodig om hun identiteit te ontwikkelen. Zeker in de tienerjaren is sociaal contact belangrijk. Jongeren dat ontzeggen, brengt hun ontwikkeling tot stilstand.”

© Josse Vandenbogaerde

“Je kan het vergelijken met wat we tijdens de coronaperiode hebben gezien: jongeren ontwikkelen niet op dezelfde manier verder, want ze worden van elkaar geïsoleerd”, vervolgt De Backer. Volgens haar kunnen jongeren op latere leeftijd nog gevolgen ondervinden van een gebrek aan sociale banden leggen. Maar veel hangt ook af van hun ‘rugzak’ en draagkracht. Iemand die met traumatische ervaringen en weinig draagkracht, zal er minder sterk uitkomen dan iemand die weerbaar is. De Backer pleit ervoor het contact tussen jongeren en begeleiders minder steriel te maken. “Het is beter om betrokkenheid te tonen met het kind, daar kom je veel verder mee dan afstandelijk te zijn.”

“Door die kloof tussen begeleider en jongere in stand te houden, zorg je ervoor dat een kind zich niet ten volle emotioneel kan ontwikkelen” - Adjua Benhelima (22) uit Wilrijk

Nog veel werk aan de winkel

Sarah* is net afgestudeerd als orthopedagoge met specialisatie toegepaste jeugdcriminologie aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen. Vandaag werkt ze in de bijzondere jeugdzorg als begeleidster van jongeren met psychische trauma’s en stoornissen. Tijdens haar stage als opvoedster zijn haar ogen opengegaan. “Voorzieningen voeren een beleid gebaseerd op nieuwe autoriteit en geweldloos verzet. Nabijheid tonen wordt aangemoedigd, maar je moet wel je grenzen bewaken. Een houvast bieden of een diep gesprek voeren kan, maar het is niet de bedoeling dat het kind je als zijn of haar moeder gaat zien.”

De term ‘hechtingsproblematiek’ keert steeds terug. Sarah: “Bij kinderen met hechtingsproblemen, is het extra belangrijk om het evenwicht te bewaken. Je moet steeds de achtergrond van de jongere in gedachten houden.”

Volgens Sarah kan er heel wat beter in de jeugdzorg. “Elke praktijkgerichte pedagoog kan hier een boek over schrijven. Er moet iets gebeuren aan de wachtlijsten in de tweedelijnshulp, de geestelijke gezondheidszorg kan goedkoper en de communicatie tussen consulenten en voorzieningen kan beter.”

Voorleidingen organiseren bij de jeugdrechtbank zou volgens Sarah ook effectiever zijn dan het proces te laten afhangen van personen die boven het hoofd van jongeren beslissen. De jeugdzorg kampt ook met een groot personeelstekort door de vele besparingen in de sector, waardoor momenteel een aantal voorzieningen al zijn moeten sluiten.

*Sarah is een schuilnaam. Haar naam is bekend bij de redactie.

Hoe gaat het nu met de jongeren?

Adjua Benhelima woont nu al vijf jaar alleen in Wilrijk. Hij heeft een diploma in de filosofie en genezend voedsel behaald aan de Europese Academie voor Natuurlijke Gezondheidszorg en studeert nu voor farmaceutisch technisch assistent. “In het begin vond ik het moeilijk om alleen te zijn, want ik kwam uit een omgeving waar constant mensen rondlopen. Maar ik ben er intussen aan gewend. Ik heb inmiddels een breed netwerk opgebouwd en help jongeren en vrienden die in soortgelijke situaties zitten.”

Het komen en gaan van mensen in zijn leven is iets waar hij vrede mee heeft kunnen nemen. “Ik heb het nog steeds moeilijk met me aan mensen te hechten, maar ik koester de momenten die we samen hebben. Ik heb ook veel mensenkennis opgebouwd. De instellingen waarin ik heb verbleven, hebben me gevormd tot wie ik ben.”

Célina Dauwen heeft geen zicht op hoe lang ze nog in de jeugdzorg zal moeten blijven. “Ik heb een aanvraag ingediend voor een overplaatsing naar een open voorziening, die moet nu worden behandeld door een advocaat. In die voorziening zijn momenteel drieëntwintig van de twintig plaatsen bezet, daar zitten dus drie jongeren te veel. Ik zal pas ten vroegste volgend jaar kunnen overstappen.”

Fatima Berkaoui geeft aan dat leven in een voorziening haar sterker heeft gemaakt. “Het leven kan er soms hard zijn. Maar het heeft me op een goede manier gevormd, ik heb er veel uit geleerd. Je leert met verschillende karaktertypes omgaan, dat is me al vaak van pas gekomen.”

vorige volgende