Vandaag wordt in São Paulo het wereldkampioenschap voetbal op gang getrapt. Na twaalf jaren wanhopig wachten mogen ook wij onze Belgische vlaggen weer bovenhalen. Terwijl de Oranjegekte deze keer eerder beperkt blijft, kent de hype rond de Rode Duivels geen grenzen. Op het ritme van de samba maken we ons voor een spetterend spektakel op. Een maand lang filteren we de Braziliaanse onlusten, corrupte FIFA-bazen en overbetaalde voetballers uit ons ethische besef. Mag ik daar gewetenloos in meegaan, alsjeblieft?

Vier en een half jaar was ik toen Zinedine Zidane en Emmanuel Petit hun land op hun kop zetten. De vin, pain et fromage vlogen in het rond. Les Bleus kroonden zich op 12 juli 1998 op eigen grond voor het eerst tot wereldkampioen voetbal. Details van de finale kan ik niet meer uit mijn geheugen opdiepen. Wellicht lag ik toen als een brave jongen vredig te slapen.

Wat ik wel nog weet, is dat enkele weken voordien vier mannen met een flesje Jupiler in de hand de woonkamer inpalmden. Telkens het woord Ollanders uit hun mond kwam, voelde ik de spanning stijgen. Op televisie zag ik tweeëntwintig dolgedraaide mannen op elkaar inhakken, met een kale reiger als bemiddelaar. “Hier gebeurt iets historisch”, moet ik gedacht hebben – als ik het begrip historisch al kon definiëren tenminste.

Prendergast

Acht en een half jaar was ik toen Peter Prendergast de verwoedste hooligan in mij naar boven haalde. In de speeltijd troepten enkele juffen, meesters en leerlingen in de refter voor een aftandse televisie in een witte televisiekast samen. Hoewel de bel luidde, bleven we gewoon zitten. België speelde immers in de achtste finale van het wereldkampioenschap voetbal tegen het onklopbaar gewaande Brazilië.

De Rode Duivels domineerden tijdens de eerste helft van de partij. Ik vond hem maar een boerse figuur, maar die Marc Wilmots kopte ons toch maar netjes op voorsprong. Althans voor drie seconden. Tot de man in het zwart een gele kaart uit zijn borstzakje haalde. Gevloek alom in de anders zo katholieke Sint-Theresiaschool. Vol adrenaline keerde ik naar het klaslokaal terug en begon aan het tweede deel van mijn proefwerk godsdienst.

“Nooit meer Rode Duivels”

Twaalf en een half jaar was ik toen het wereldkampioenschap voetbal plots zonder de Rode Duivels gespeeld werd. Tijdens de kwalificatierondes bleef ik dikwijls verweesd achter. “Nee, in Duitsland zijn we er niet bij”, besefte ik al snel. Mijn eigen voetbalcarrière zat er na een groeispurt net op. Ja, ik volgde de wedstrijden op de voet, maar toch… Geen grote schermen op school, geen sfeer en nog minder passie.

Vier jaar later was het vertrouwen in de verdedigers van de vaderlandse eer helemaal de dieperik ingetuimeld. “De Rode Duivels zullen er op een groot toernooi nooit meer bij zijn”, was de teneur. Ik weigerde dat te geloven. Nauwelijks één match heb ik aan mij laten voorbijgaan. Zelfs voor matchen tegen voetbaldwergen zat ik voor de buis. Hopend dat die onbeschrijfbare WK-sfeer ooit zou terugkeren. Smachtend naar het moment waarop heel wat Belgen in hun eigen woonkamer, de plaatselijke sporthal of op een stadsplein plots hun hand op hun hart houden en het anders zo gehate volkslied meebrullen om daarna negentig minuten lang met een ongewoon hoge hartslag alle controle over zichzelf te verliezen.

Naar de essentie

Twintig en een half jaar zal ik zijn als de Rode Duivels pas in de slotfase van hun eerste poulewedstrijd Algerije van zich afschudden. Een kern van drieëntwintig jongens maakt momenteel haar kinderdroom waar. De omkadering en begeleidende journalisten zijn al even blij er in Brazilië bij te zijn. Duizenden kleine en grote Belgen spiegelen zich aan hun idolen. Heerlijk, toch?

Ja, je kunt zonder twijfel een zeer cynisch betoog over het wereldkampioenschap voetbal in Brazilië schrijven. Een klaagzang over successupporters die nu op een golf van optimisme meesurfen. Een filosofische traktaat over gecreëerde identiteit. Een verhandeling over de macht van de marketing. Een essay over de corrupte en seniele FIFA-bonzen. Een opiniestuk over het geïnvesteerde geld dat beter naar de gewone Braziliaan gevloeid was. Analyses die zonder twijfel nog in één of andere krant zullen verschijnen en op jaknikken onthaald zullen worden. Dergelijke misstanden mogen niet in de doofpot verdwijnen. Daar hoef je me echt niet van te overtuigen.

Een wereldkampioenschap voetbal verdeelt en verenigt tegelijkertijd. Nationale stereotypen worden als scheldtermen bovengehaald. Vrouwen en dochters vervloeken vader en zoon. Voetbalhaters lopen gefrustreerder dan ooit rond. Is het evenwel niet die geladenheid die het leven wat pit geeft; die de grijze geïndividualiseerde samenleving inkleurt; die de sputterende machine smeert? De toegespitste dualiteiten van zo’n evenement brengen mensen in beweging. Het kortstondige hoogte-/dieptepunt van sociale cohesie/versnippering schept ruimte voor een gezamenlijke catharsis. Dat simpele spelletje op gras laat ons vooral weer even naar de essentie teruggaan.

Weer even kind

Samen met de kinderen zijn we zelf weer even kind. Onze rationele overwegingen maken plaats voor diepmenselijke, maar o zo eenvoudige emoties. Vreugde, verdriet, verbazing, trots, teleurstelling, sympathie, schaamte, hoop, haat, liefde, angst, afkeer. Het hoort er allemaal bij. De eerste fase van het wereldkampioenschap zit er eigenlijk al op. Straks wordt ons verwachtingspatroon aan de realiteit getoetst. Midden juli wordt alles weer zoals voorheen. Alhoewel, na een wereldkampioenschap is de wereld grondig veranderd. Ook al zal je dat niet meteen vaststellen.

Vooral de impact op de huidige 8- tot 12-jarigen is enorm. Die jongens en meisjes zullen hun ogen opentrekken, wanneer ze al dat bier zien vloeien, al die worsten op de gril zien braden en al die mensen zien juichen of wenen. De Belgische feestcultuur wordt alweer op een nieuwe generatie overgedragen. En nog belangrijker: voor hen is de multiculturele samenstelling van de Rode Duivels een doodgewone zaak. Valt het niet op dat Kompany een kleurtje heeft. Bovendien zullen zij – zoals ik twaalf jaar geleden met landen als Paraguay, Senegal en Zuid-Korea kennismaakte – Algerije, Honduras en Iran ontdekken. Lachen met de meest vreemde spelersnamen en wenen bij de dramatische blessure van hun held. Beelden opslaan, waar ze later met nostalgie op terugkijken.

Innerlijke beest

Terwijl de kleintjes groot worden, mogen de groten zich ongestoord een maandje als kleintjes gedragen. Laten we onszelf daarom alsjeblieft de komende dertig dagen niet te serieus nemen. Laten we dromen over Braziliaanse stranden, duivelse doelpunten en intense vreugdetaferelen. Laat het innerlijke beest gecontroleerd los! Na het wereldkampioenschap zal ons wel snel genoeg weer die maatschappelijke spiegel voorgehouden worden. Wat kan, mag en moet. Waarom onze samenleving gedoemd is om te falen. Een kleine doorbreking van de negatieve teneur kan louterend werken.

Ik hoop dat we na het wereldkampioenschap opnieuw beseffen dat mensen nood aan sociaal contact hebben; dat we onze buren opnieuw leren kennen; dat we onze blik opnieuw verruimen naar de mensen rondom ons. Ik hoop dat we na het wereldkampioenschap opnieuw beseffen dat iedereen uniek en toch zo gelijk is; dat een mens een mens blijft. Ik hoop dat de 2000’ers binnen een aantal jaar met even veel plezier herinneringen over hun eigen Bouba Diop, Crespo of Raúl zullen ophalen.

© 2014 – StampMedia – Laurens Soenen