Binnen twee jaar worden de vingerafdrukken van elke EU-burger gebundeld in één centrale databank. Die bestaat al, maar bevat voorlopig enkel die van gekende criminelen. Ook in België woedt het debat, nadat de regering-Michel in november groen licht gaf voor de digitale vingerafdruk op identiteitskaarten. Onder de hashtag #ikweiger verzamelden proteststemmen zich achter een gemeenschappelijk doel: het bewaren van onze privacy. Is de ingrijpende ‘veiligheidsmaatregel’ het waard?

Het online geklaag lijkt doel te hebben getroffen: volgens recente berichten wordt de invoering van de digitale vingerafdruk uitgesteld tot in het najaar. Door alle kritiek vindt het voorstel, dat in de Kamer bij meerderheid werd goedgekeurd, nauwelijks nog bijstand. Zo zou de technologie niet waterdicht zijn en dus niet kunnen verhinderen dat onbevoegden toegang krijgen. De maatregel wordt disproportioneel, overdreven en onnodig genoemd. En daar heb ik begrip voor.

Ik snap dat het voor veel mensen onnodig lijkt. Ik snap dat er nu al maatregelen tegen identiteitsfraude genomen worden (zoals de chip op je eID). En ik snap dat mensen bezorgd zijn om hun privacy. Maar is het nu echt zó erg? In onze multimediale maatschappij is het nu al praktisch onmogelijk om onder de radar te blijven. Met wat zoekwerk heeft de beginnende hacker zo het merendeel van onze gegevens te pakken. Sociale media beïnvloeden ons in die mate, dat onze online volgers meer over ons weten dan onze familie. Dat is niet optimaal, maar het is wel de realiteit.

Daarnaast mogen we niet vergeten dat deze maatregelen een extra wapen zijn in de strijd tegen terrorisme. Uit cijfers van de federale politie blijkt dat er in 2018 nog steeds gemiddeld 703 gevallen van identiteitsfraude per maand vastgesteld werden in België alleen. Ook bij de terroristische aanslagen in Parijs en België in 2015 maakten de daders gebruik van een valse identiteit.

Daarom stel ik nogmaals de vraag: is dit nu echt zó erg? Wie niets te verbergen heeft, heeft ook niets te vrezen. We leven in woelige tijden, dat is zeker. Maar leven we ook in onveilige tijden? Afgaand op het dagelijkse nieuws, zou je denken van wel. Niets blijkt minder waar. De algemene criminaliteitscijfers blijven jaar na jaar steevast dalen. Traditionele criminaliteit, zoals diefstal, komt steeds minder voor. Online kun je als misdadiger wel nog zaken doen. Cybercriminaliteit is booming business. In een wereld waar de criminaliteit zich meer en meer online afspeelt; wat is dan nog de meerwaarde van een vingerafdruk? Een inbreker laat fysieke sporen na, een hacker niet.

Bovendien rijst de vraag naar de veiligheid van zo’n centrale databank. Het plan om gevoelige data te bundelen op één plek, klinkt de cybercrimineel wellicht als muziek in de oren. Het zou niet de eerste keer zijn dat hackers aan de haal gaan met persoonlijke gegevens. Een notoir voorbeeld is dat van het Indiase Aadhaar, de tweede grootse databank van identiteitsgegevens ter wereld, die al meermaals geplaagd werd door datalekken. Kortom, de vermeende voordelen van zo’n databank wegen niet op tegen het doemscenario waarbij onze gegevens in verkeerde handen vallen.

In welk soort maatschappij willen we het liefste leven? Eén waar de vingerafdruk van Jan met de pet systematisch wordt opgeslagen voor het geval hij ooit iets mispeutert? Klinkt niet bepaald gezellig. Geef mij maar een maatschappij gebaseerd op wederzijds vertrouwen, één waarin we niet bij elk slecht nieuws collectief in een kramp schieten en databanken vol persoonlijke gegevens bouwen. Overreactie, iemand?


Dit artikel werd gepubliceerd in PIDMAG 25.

vorige volgende