Karla Puttemans © vaf

Ze heeft haar pad nooit rationeel zo uitgestippeld, maar elke stap in de carrière van Karla Puttemans leek wel logisch te leiden naar dit punt: directeur-intendant worden van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Ze kent de organisatie vanbinnen en vanbuiten. De nieuwe directeur was al jaren bij het VAF actief als hoofd Creatie en Talentontwikkeling. Nu, bijna een kwarteeuw na de oprichting, staat er met haar voor het eerst een vrouw aan het roer. Puttemans over de liefde voor film, zaadjes planten en slow cooking.

“Creatie is de machinekamer van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Daar zit je echt in het hart van het gebeuren. Het is de plek waar je ontdekt met welke verhalen Vlaanderen bezig is. Als hoofd van die afdeling heb je een rechtstreekse link met het veld zelf. Ik vind dat fundamenteel belangrijk. Wij zijn geen bureaucratisch orgaan dat gewoon dossiers afhandelt, alsof er geen verschil bestaat tussen een film en pakweg een renovatiepremie. Wij hebben een hart voor de sector, voor de talenten en voor hun creaties. Die nabijheid creëert een soort legitimiteit. Ik heb gevoeld dat makers iemand willen die hen begrijpt. Een sterke visie en leiderschapskwaliteiten volstaan niet. Het hoofd van het VAF moet iemand zijn die hun praktijk echt kent en die ze kunnen aanspreken. Dat is een enorme meerwaarde voor heel de organisatie.

Eigenlijk is het zaadje van wat ik nu doe, in mijn prille jeugd al geplant. Mijn papa werkte bij de openbare omroep en zat ook in een selectiecommissie voor films binnen de Vlaamse Gemeenschap. Ik neusde in de dossiers en filmtijdschriften op zijn bureau en zo heb ik de liefde voor de audiovisuele sector met de paplepel meegekregen. Het is zeker niet zo dat ik sindsdien heel rationeel naar mijn huidige functie heb toegewerkt. Die liefde is op een organische manier steeds de rode draad doorheen mijn carrière gebleken.

Midden jaren ‘90 stond de Vlaamse film plots op de radar. Daens werd genomineerd voor een Oscar. Dat was een ideaal moment om te beginnen lobbyen voor een professionele Vlaamse filmorganisatie. Hier zat óók veel talent. We moesten gewoon de kans krijgen om dat te benutten. De sector had nood aan volwaardige omkadering, aan promotie, begeleiding en voortgezette opleidingen. Daarom hebben we met een aantal gepassioneerde mensen een groep opgericht. Die heette Vlaams Filminstituut (VFI), al was daar in feite niets instituut aan. We kregen toch politieke deuren open, maar het zou nog even duren voor het VAF ontstond. Met het VFI hebben wij gestreden voor alles wat ik nu doe. 

“Je krijgt als vrouw wel kansen, maar je moet er verdomd hard voor werken”

Ja, ik ben de eerste vrouw in deze functie. Aan de top van de audiovisuele sector waren de ‘gatekeepers’ in het verleden vaak mannen. Dat was bij het VAF niet anders. Ik bedoel niet dat die mijn voorgangers enkel gekozen werden omdat ze man waren, maar vooral omdat ze op dat moment de competenties hadden om die job te doen. Toch moet je als vrouw nog steeds excelleren om je punt te maken en om je te bewijzen. Dat is uiteraard heel subjectief, maar dat is wel het gevoel dat veel vrouwelijke leidinggevenden ervaren. Ik hoor dat ook vanuit andere sectoren, de academische wereld bijvoorbeeld. Je krijgt als vrouw wel kansen, maar je moet er verdomd hard voor werken. 

Er ontstaat stilaan een soort sisterhood waarin vrouwen in hoge functies elkaar ondersteunen en aanmoedigen. Toen ik net begon te werken, was dat helemaal anders. Je had dan uitzonderlijk eens een vrouwelijke leidinggevende. Die was vaak zelf vrouwonvriendelijk. Ze moesten zich wel dominant ‘mannelijk’ gedragen om in zo'n context te overleven. Tegenwoordig weten we dat een andere leiderschapsstijl even goed is, of zelfs beter. Je krijgt soms meer van je mensen gedaan als je het op een andere manier aanpakt.

“Verhalen vertellen is fundamenteel menselijk, het is onze intellectuele voeding”

Ik weet nu al dat ik ook beperkingen zal tegenkomen in deze functie. Je moet constant aan verwachtingsmanagement doen. Het risico bestaat dat de politieke wereld in tijden van oorlog en onzekerheid cultuur als een luxeproduct beschouwt. Terwijl dat over fundamentele dingen gaat: verhalen vertellen is iets heel menselijks. Het is onze intellectuele voeding. De sector verwacht dan weer heel veel; je kunt het nooit voor iedereen goed doen. Als de spin in het web heb je veel macht, maar je bent ook ongelooflijk kwetsbaar. Je moet zorgen dat je niet verkrampt en dan maar niets doet, uit angst om het verkeerde te doen. Als organisatie moeten we constant beslissingen nemen en risico’s nemen, omdat we maar een beperkt aantal projecten kunnen ondersteunen. We moeten dan kritisch en selectief zijn, want uiteindelijk is de kijker dat ook. Wat wij steunen, moet immers opboksen tegen de White Lotussen van deze wereld en tegen andere internationale content die met een immens budget gemaakt is. Dat vind ik het moeilijkst, want mensen hun projecten, dat zijn hun baby’s. Als je hun project dan afwijst, zeg je eigenlijk dat ze geen mooie baby hebben. Je moet dus enorm oppassen met hoe je dingen formuleert. Dat is ook een heel grote morele verantwoordelijkheid. Daarom wil ik dat er alleen maar mensen in onze organisatie werken die een grote empathische kwaliteit hebben, maar die ook nee durven zeggen zonder daar dan ‘s nachts van wakker te liggen. Het is echt een combinatie van een hart hebben voor de job, maar toch ook een beetje eelt op je ziel.

“Soms moet je zeggen dat iemand eigenlijk geen mooie baby heeft”

Als je dan wel ja kan zeggen en mensen de ondersteuning kan geven die zo’n project nodig heeft, dan leidt dat vaak tot een prachtig resultaat. Zo denk ik spontaan aan Soundtrack to a coup d’état, een documentaire over de moord op Patrice Lumumba die dit jaar genomineerd was voor een Oscar. Het gebeurt niet zo snel dat documentaires echt een verbluffende cinema-ervaring zijn en dat ze je in een bijna sensitieve trip laten stappen. Soundtrack to a coup d’état is een uitstekend voorbeeld van wat er gebeurt als je verhalen kansen geeft, als je makers de tijd en de ruimte gunt om zó lang en zó hard aan een project te werken. Ik leg onze ondersteuning graag uit met de beeldspraak van slow cooking. Je geeft makers de kans om tijd te kopen en op een heel solide, diepgravende, artistieke manier met hun project bezig te zijn. Zo kunnen ze er het allerbeste uithalen. Uit hun materiaal, uit hun verhaal, uit hun personages… uit heel het proces. Dan kan je altijd op het hoogste mikken, omdat iemand die in je gelooft, je de kans geeft om dat te doen.”

vorige