De familie was heel enthousiast over me, maar ik keek bang uit mijn ogen. Mijn vader zag het en pakte me vast. Daar werd ik rustig van. De eerste schooldag op de basisschool liep ik met hem naar de deur. Ik klampte me vast aan zijn been. Hij bracht me een keer naar de dokter. Die vroeg of we binnenkort iets nieuws gingen doen, ergens heen gingen. Dat was het. Nieuwe situaties, nieuwe mensen, dan krijg ik spanning. Ik wist dat zelf alleen nog niet.

Ik vond het eng om op kamers te gaan, maar kon het gevoel niet plaatsen en zei niks. Mijn huisgenoot, een jongvolwassen vent met een stoornis, noemde me ‘pikkie’. Op een paar vierkante meter woonde ik met hem samen, met dunne muurtjes. Op een avond lag ik bijna te slapen en deed hij met een vriend ongevraagd mijn deur open om naar me te kijken. Even later zei hij tegen die vriend: “als je homo bent, moet je hiernaast zijn, want dit is echt een boytoy”. Ik heb me nooit echt gepest gevoeld tot ik op kamers ging.

Na het eerste jaar van mijn opleiding dacht ik: “Is dit studeren? Eitje”. Niemand vertelde me dat het in de volgende jaren pittiger werd. Ik verwachtte niet dat ik het moeilijk ging krijgen. Ik had nooit om hulp gevraagd bij mijn huiswerk en zag dat niet als optie.

Met mijn boodschappen liep ik de trap op tot ik niet meer kon lopen of staan. Ik moest zitten en verschrikkelijk huilen en schreeuwen. Ik wist niet waarom, maar kon het niet tegenhouden. Op mijn kamer kreeg ik aanvallen waarbij mijn ledematen alle kanten opgingen. Ik moest huilen tot er geen vocht meer in mijn lijf zat, en schreeuwen; zo diep, hard en lang dat mijn nieuwe huisgenoot het wel gemerkt moest hebben, maar hij zei en deed niks. Ik kon de aanvallen niet stoppen, ze moesten vanzelf overgaan. Ze konden een half uur tot drie kwartier duren en ik had ze regelmatig. Ik vertelde niets aan mijn ouders of vrienden. Na een aanval ging ik weer door met studeren.

 

 

 

Ze zeggen dat de studententijd de leukste tijd van je leven is en ik ging daarin geloven. Niemand vertelt je of waarschuwt ervoor dat veranderingen heftig kunnen zijn.

Ik was opeens doodsbang om naar college te gaan. Door vrees kon ik soms helemaal bevriezen. Ik had het gevoel alsof ik leeg was; niks meer dan een verzameling botten en spierweefsel. Ik keek in de spiegel en zag een gezicht. Ik wist niet meer wie ik was, waar ik was. Ik was nergens meer zeker van en bang voor alles. Iedereen in mijn buurt was een bedreiging.

Ik zocht en vond psychologische hulp, maar er bleek niet echt iets aan de hand te zijn. Ik was gewoon bang. Als ik wist hoe ik mijn angst moest uiten en delen, was het heel anders gelopen. Als ik er soms aan denk, krijg ik meer pijn en verdriet dan ik kan verdragen. Dat heet een trauma, geloof ik. Ze zeggen dat de studententijd de leukste tijd van je leven is en ik ging daarin geloven. Niemand vertelt je of waarschuwt ervoor dat veranderingen heftig kunnen zijn, dat het belangrijk is naar je gevoel te luisteren en daarover te praten. Anders gaat het niet goed.

Over mijn angst praten is net zo spannend en eng als uit de kast komen. Tegen mijn ouders durf ik het te zeggen, maar tegen de wereld? Het is een enorme blootstelling, maar zolang je er niet open over bent, gaat het aan je knagen. Je leven gaat dan een kant op waar je doodongelukkig van wordt. Angst is niet zichtbaar, maar het bepaalt veel. Ik vind het niet gek dat zelfmoord en depressie toeneemt onder jongeren. Er wordt zo gigantisch veel druk op studenten gezet. We moeten presteren en presteren op het hoogste niveau. En als we hulp nodig hebben, moeten we die zelf zoeken, aanvragen of onderzoeken. We worden gepusht, maar niet goed opgevangen.

Ik vind nieuwe situaties met nieuwe mensen nog altijd spannend. Ik vind het doodeng om te gaan werken. Ik kan nog altijd erg schrikken van onverwachte dingen en heb nog steeds af en toe stuiptrekkingen. Ik zal een manier moeten vinden om er mee te leven. Ik wou gewoon dat iemand het aan me kon zien en met me erover sprak. Bang zijn is al niet leuk. En ik wil geen dokters die me proberen te diagnosticeren of pillen voorschrijven. Ik wou dat elke dag iemand mij gewoon een knuffel gaf, een echte, en zei: je hoeft niet bang te zijn.

© 2016 – StampMedia – 
Tekst: Beren de Vries & Foto: Jente Vandewijer

 

 

 


 

Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 15/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door De Beiaard op 19/08/2016, Kat. 2, P.8-9
Dit artikel verscheen eerst in de PIDMAG jg.5, nr 15, p. 15