© Mathias Destrebecq

“In de zwarte gemeenschap heerst nog een taboe rond psychische problemen en psychologische zorg”, meent Sabrine Ingabire. Om het taboe te doorbreken, laat ze vijf jongeren openhartig getuigen. Zoals Elias (26). “Toen mijn moeder zelfmoord pleegde, werd mijn depressie voor het eerst zichtbaar.”

“Ik heet Elias. Ik ben in België geboren uit een moeder met Congolese roots en een Belgische vader. Momenteel werk ik bij de activatiedienst voor Internet en TV van Orange.

In 1992, mijn geboortejaar, was hiv een death sentence. Dat is waarschijnlijk de reden waarom niemand mij vertelde dat ik het had. Ik ontdekte het pas toen ik kanker kreeg op mijn zevende. Er werd mij verteld dat mijn moeder over de hiv had gelogen tegen mijn vader. Maar mijn vader was nooit ziek geworden, en mijn broertje ook niet. Alleen ik was ziek. Plots was ik helemaal anders dan de rest. Een jaar later was de kanker weg, maar toch bleef ik anders. In het vierde, vijfde en zesde leerjaar gingen we telkens op schoolreis: alle jongens sliepen samen en alle meisjes. Maar er was een moeder die niet wilde dat ik bij de rest zou slapen. Ik moest alleen slapen.

© Mathias Destrebecq

De negatieve houding kwam niet alleen van de ouders, ook de leerlingen pestten mij. Ik kreeg vaak rare blikken, ze noemden mij ‘apenkop’, ‘E.T.’ of ‘vissenkop’, ze sloten mij uit… Hoewel ik vrienden had, merkte ik wel dat ik geviseerd werd. Rond die periode vroeg mijn biologische moeder – die al vijf jaar uit mijn leven was – om mijn broer en mij te zien. Ik was nog steeds heel boos op haar en wilde haar helemaal niet zien. Dus heb ik geweigerd. Kort daarop maakte ze een einde aan haar leven.

Op dat moment werd mijn depressie voor het eerst zichtbaar. Ik ging tijdens de speeltijd in een hoekje zitten, waar niemand mij kon zien, om alleen te kunnen zijn. Thuis spraken we ook niet over mijn gevoelens. Mijn papa werkte veel en was vaak afwezig. Ik nam het hem echt kwalijk dat hij er niet voor mij was. Onze moeilijke relatie zorgde ervoor dat het psychisch nog minder goed met mij ging.

Toen ik naar het middelbaar ging, kwamen de pesters van mijn vorige school mee. Ze lanceerden een gerucht dat ik met meisjes omging om hen te kunnen besmetten. Ook de leerkrachten behandelden me anders. Op een dag ging ik even naar het toilet, de leerkracht nam mijn rugzak naar voor in de klas en maakte die volledig leeg op de grond. Ik begreep niet waarom hij dat had gedaan, vernederd moest ik al mijn spullen één per één terug naar mijn zitplaats brengen.

"Ik ging naar het beroepsonderwijs, sommige pesters volgden mij: een heel donker moment in mijn leven"

Het was een zware periode. Ik was heel depressief en ik had geen zin meer in school. Ik ging soms gewoon zelfs niet naar mijn examens. En wanneer ik het wel deed, was mijn hoofd er niet bij. Ik studeerde vaak per ongeluk voor het verkeerde examen. Daarom ging ik in het tweede middelbaar naar het beroepsonderwijs. Spijtig genoeg gingen sommige van de pesters mee naar het beroeps, waar ze dezelfde geruchten verspreidden. Dit was een heel donker moment in mijn leven, letterlijk en figuurlijk. Ik begon donkere kleren te dragen, ging op zoek naar hoe ik kon sterven, ging op fora en luisterde naar muziek die zelfdoding verheerlijkten.

Maar ik leerde dan toevallig mijn eerste liefde kennen. Als ik met haar was, ging alles goed en voelde ik me veel beter. Ik ontmoette haar ouders en dacht dat alles in orde was. Maar toen ik weer naar huis ging, eisten ze dat ze het met mij zou uitmaken. Omdat ze niet met iemand mocht zijn die hiv had. Dat was erg kwetsend, de zoveelste keer dat ik uitgesloten werd voor een virus waar ik helemaal niets aan kon doen. Gelukkig had ik ondertussen goede vrienden op wie ik kon rekenen. De muziek waar ik naar luisterde werd positiever, de kleren die ik droeg kleurrijker.

Een jaar later waren de geruchten veel verminderd en had ik toch goede vrienden kunnen maken. Maar terwijl alles steeds beter leek te gaan, kwam de kanker terug. Omdat ik het al had gehad, dacht ik dat het een voordeel was. Ik was goed omringd op school en in het ziekenhuis, maar toch voelde ik mij heel eenzaam, omdat niemand begreep wat ik meemaakte.

"Ik bleef een maand in een instelling: ik voelde me veel minder alleen, het ging beter"

De behandeling werd steeds straffer en ik voelde me steeds slechter. Onbewust begon ik afstand te nemen van de mensen, en de mensen van mij. Omdat ze niet konden omgaan met mijn situatie. Ik was toen zo moe, ik wilde echt niet meer leven. Ik haatte mezelf en wou gewoon sterven. Ik had een plan bedacht: ik zou stoppen met medicatie en weglopen, en het virus zou mij doden. Ik had afscheidsbrieven geschreven, video’s gemaakt en mijn datum gekozen. Maar ik nam op school afscheid van de mensen, waardoor ze doorhadden dat ik van plan was om het te doen. Iemand ging het aan de directeur zeggen. Een dag later werd ik opgenomen.

Ik bleef een maand in de psychiatrische instelling. Er was een goede therapeut die ik regelmatig zag en andere mensen die ook moeilijke momenten meemaakten en me konden begrijpen. Ik voelde mij veel minder alleen, het ging veel beter. Tijdens mijn opname moest ik op gezinstherapie gaan. Mijn vader, die niet overweg kon met zijn emoties, was erg agressief toen. Hij was eens heel hard op mij aan het roepen en plots besefte ik dat mijn vader alles wat ik meemaakte, ook had moeten meemaken. Hij was gewoon een gebroken man, wiens zoon voor de tweede keer kanker had en net zelfmoord had proberen plegen.

Voor hem ging ik verder met de behandeling. Voor hem wilde ik leven, maar het was zo zwaar… Ik werd apathisch tegenover alles en iedereen. Toen ik mijn behandeling overleefde, ging ik naar het zesde middelbaar. Het was bevreemdend. Ik was de klik met alles en met iedereen kwijt, dus stopte ik met school. Ik wist niet wat te doen en mijn psychische toestand was nog steeds niet goed.

"Drank en drugs waren mijn escapisme, om me niet meer slecht te moeten voelen"

Toen leerde ik een meisje kennen en ben ik met haar gaan samenwonen. Maar omdat zij het ook heel slecht stelde, was onze relatie destructief. We geraakten in een spiraal, waaruit niemand de andere kon optrekken. Ik wou niets anders dan weglopen. Omdat ik ondertussen volwassen was en geen geld had, kon ik geen begeleiding meer zoeken. Ik nam geen medicatie en probeerde gewoon om mezelf beter te doen voelen.

Toen dat mislukte, gingen we uit elkaar. Ik ging terug bij mijn vader wonen. Ik ontwikkelde een lichte verslaving aan drank en drugs. Ik deed gewoon niets anders en wilde ook niets anders doen. Het was mijn vorm van escapisme, om me niet meer zo te moeten voelen. Kort daarop begon ik te werken. Ik bleef nuchter tijdens de week, maar haalde dat massaal in tijdens het weekend. Ik had heel veel black-outs toen.

Dat meisje en ik begonnen weer te daten, het ging toen beter met haar. Zelf was ik nog steeds depressief en wilde ik vaak weglopen. Soms ontplofte ik gewoon door alles wat zich in mij afspeelde. Dat konden we niet volhouden, dus begon ik oplossingen te zoeken om me beter te voelen. Begeleiding was nog steeds te duur, maar ik besefte dat ik me beter voelde door actief te zijn. Ik ging veel meer activiteiten doen, zoals wandelen. Hoewel ik mij af en toe nog slecht voelde, werd ik positiever en optimistischer.

In 2013 zijn we getrouwd, en dit jaar gescheiden. De eerste weken wist ik niet wat te doen, ik had in niets meer zin. Ik wist niet waarom ik nog verder zou moeten gaan. Ik wilde gewoon sterven. Dat had ik alweer volledig uitgeplant. Maar op een weekend dacht ik na over het leven en kreeg ik plots een breakthrough. Ik had het gevoel dat alles wat ik in mijn leven had meegemaakt plots klopte. Alles werd logisch. En ik liet gewoon alles, alle negatieve gevoelens, los.”

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan terecht op het gratis nummer 1813 en www.zelfmoord1813.be.

Lees ook de getuigenissen van Blaise, Layla, Elias en Thomas.


Dit artikel werd gepubliceerd door Charlie op 26/03/2018

Dit artikel werd gepubliceerd door Weliswaar op 27/03/2018

vorige volgende